De voorzitter opent de zitting op 25/11/2019 om 19:30.
De gemeenteraad neemt kennis van de notulen en het audioverslag van de gemeenteraadszitting de dato 21 oktober 2019.
Gelet op het feit dat de gemeente Zaventem aangesloten is bij de Tussengemeentelijke Maatschappij voor Watervoorziening, opdrachthoudende vereniging, in het kort TMVW ov ;
Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur ;
Gelet op de statuten van TMVW ov ;
Overwegende dat artikel 427 van het decreet over het lokaal bestuur bepaalt dat uiterlijk negentig kalenderdagen voor de algemene vergadering die de statutenwijzigingen moet beoordelen, een door de raad van bestuur opgesteld ontwerp aan alle deelnemers wordt voorgelegd ; dat de beslissingen terzake van hun raden die de oorspronkelijke statuten hebben goedgekeurd, het mandaat bepalen van de respectieve vertegenwoordigers op de algemene vergadering en dat zij bij het verslag gevoegd worden ; dat de algemene vergadering waarvan sprake in deze alinea voorzien wordt op 19 december 2019.
Gelet op het feit dat het ontwerp van statutenwijziging door TMVW ov aan de deelnemers werd overgemaakt per aangetekend schrijven van 13 september 2019;
Artikel 1
In het derde lid van artikel 1 van de statuten worden de woorden “van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking” vervangen door de woorden “over het lokaal bestuur van 22 december 2017”.
Artikel 2
In de laatste zin van het vierde lid wordt het woord “vennoten” vervangen door het woord “deelnemers”.
Artikel 3
In het twaalfde punt wordt het woord “artikel” vervangen door het woord “Artikel”.
In het vijftiende punt worden de verwijzingen naar “artikel 33” vervangen door verwijzingen naar “Artikel 29”, wordt de verwijzing naar “artikel 15” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 11” en wordt de verwijzing naar “artikel 18” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 14”. Bovendien wordt het woord “V-vennoot” vervangen door het woord “V-deelnemer”.
In het negentiende punt wordt de verwijzing naar artikel “10” vervangen door een verwijzing naar artikel “396”.
In het tweeëntwintigste punt worden de woorden “Vlaams decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (inclusief de laterewijzigingen).” vervangen door de woorden “Vlaams decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, zoals van tijd tot tijd gewijzigd.”
Artikel 5
In het tweede lid van artikel 5 worden de woorden “Vlaamse” en “houdende intergemeentelijke samenwerking” geschrapt.
In het derde lid van artikel 5 worden na de woorden “voor het overige zijn” de woorden “deelnemers die niet deelnemen aan de verlenging verplicht personeel over te nemen en hebben zij een voorkeurrecht om installaties over te nemen, conform” toegevoegd en wordt het woord “toepasselijk” geschrapt.
Verder wordt telkens na het woord “achttien” de tekens “(18)” toegevoegd.
Ten slotte worden de verwijzingen in dit artikel 5 naar artikel 35 en 37 vervangen door een verwijzing naar artikel 423 respectievelijk 425.
Artikel 6
In lid 1 van artikel 6 wordt onder punt a. de tweede alinea weggelaten.
In lid 1 van artikel 6 wordt onder punt b. de woorden “De toetreding als F-deelnemer is verplicht voor de T, D, Z en S-deelnemers.” en “vanaf 15 december 2017” geschrapt. Daarnaast worden na de woorden “de wegenisactiviteit (V)” de woorden “en de financieringsactiviteit (F)” toegevoegd. Ook de derde paragraaf van punt b. wordt geschrapt.
Er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
“Alle toetredingen en uitbreidingen van toetredingen van de deelnemers worden goedgekeurd door de algemene vergadering.
De toetreding kan niet plaatsvinden in de loop van het jaar waarin verkiezingen voor een algehele vernieuwing van de gemeenteraden worden georganiseerd. Aan een toetreding kan geen terugwerkende kracht worden verleend. De toetreding van een gemeente tot of de uitbreiding van hun aansluiting bij de opdrachthoudende vereniging, is afhankelijk van een daartoe strekkende beslissing van de gemeenteraad op basis van een onderzoek, eventueel vergelijkend in de mate dat er zich verschillende beheersvormen reëel aanbieden.
De raad van bestuur van de opdrachthoudende vereniging is bevoegd te besluiten tot herschikking van de aandelen in de meest ruime zin (met inbegrip van onder andere omzetting van aandelen, splitsing, samenvoeging, vernietiging (naar aanleiding van een uitkering van een vereffeningssaldo) of nieuwe aandelen creëren (naar aanleiding van incorporatie van reserves)).”
De verschillende punten worden hernummerd.
In het nieuwe punt zes worden de woorden “goedgekeurd te worden; dit besluit betreft een wijziging van de statuten” vervangen door “te worden bevestigd volgens quorum en meerderheid vereist voor een statutenwijziging en de statuten zullen door de algemene vergadering dienovereenkomstig worden aangepast”.
In het nieuwe punt zeven wordt een eerste lid toegevoegd dat luidt als volgt:
“De lijst van deelnemers in bijlage 1 duidt de activiteiten en de geografische sectie aan waarvoor een deelnemer is aangesloten, net als de regio waartoe hij behoort.”
De tweede paragraaf van punt 7 wordt vervangen door volgende tekst:
“De bijlage 1 wordt bij elke toetreding, uitbreiding, uitsluiting, herschikking, etc. voorlopig aangepast door de raad van bestuur. Deze aanpassing, inclusief de indeling van het totale werkingsgebied, wordt ter goedkeuring aan de eerstvolgende algemene vergadering voorgelegd en door deze laatste definitief vastgelegd met toepassing van de gewone aanwezigheids- en meerderheids-vereisten en zonder dat dit een wijziging van de statuten meebrengt.”
Artikel 7
In het eerste lid van artikel 7 worden de woorden “de artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19” vervangen door de woorden “Artikel 9 t.e.m. Artikel 15”.
In het tweede lid van artikel 7 wordt punt b. geschrapt.
In het tweede lid van artikel 7 wordt het punt wordt het woord “gebruiksrecht” wordt vervangen door het woord “eigendomsrecht” en worden de woorden “en, naar keuze van de deelnemer en onder de bijzondere voorwaarden van deze statuten, de bijkomende eigendomsrechten op dezelfde installaties”, geschrapt.
In het derde lid van artikel 7 worden de woorden “T-, TK-, DK-, SK- en F1-, F2- en F3-aandelen” vervangen door de woorden “T-, SK-en F-aandelen” en de woorden “de artikelen 9, 10, 14, 17 en 19” worden vervangen door “Artikel 9, Artikel 13 en Artikel 15”.
In het vierde lid van artikel 7 wordt de tweede zin geschrapt.
In het vijfde lid van artikel 7 wordt het woord “gebruiksrecht” vervangen door het woord “eigendomsrecht” en de verwijzing naar “artikel 11” wordt vervangen door “Artikel 10”.
Het zesde lid van artikel 7 wordt geschrapt.
In het zevende lid van artikel 7 wordt de verwijzing naar “artikel 15” vervangen door “Artikel 11”.
In het achtste lid van artikel 7 wordt de verwijzing naar “artikel 16” vervangen door “Artikel 12”.
In het negende lid van artikel 7 wordt de verwijzing naar “artikel 17” vervangen door “Artikel 13”.
In het tiende lid van artikel 7 wordt de verwijzing naar “artikel 18” vervangen door “Artikel 14”.
In het elfde lid van artikel 7 wordt de verwijzing naar categorie TK-, DK-, D2-, F1, F2 en F3 aandelen geschrapt, en wordt een verwijzing naar categorie F-aandelen ingevoegd. In de voorlaatste zin van het elfde lid worden de woorden “en door deze laatste definitief vastgelegd” geschrapt.
Artikel 8
In het eerste lid van artikel 8 wordt het woord “artikel” 3.19 vervangen door het woord “Artikel” 3.19 en worden de woorden “artikel 10 van het Vlaams decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking” vervangen door de woorden “artikel 396 van het decreet”.
In het tweede lid van artikel 8 worden de woorden “, behalve voor F-aandelen met kencijfer 2 en 3 en onverminderd hetgeen bepaald werd in lid 1” geschrapt.
De laatste zin van het derde lid van artikel 8 wordt geschrapt.
Artikel 9
In het tweede lid van artikel 9 worden de woorden “één T-aandeel” vervangen door de woorden “negenhonderdtweeënnegentig (992) T-aandelen” en wordt na het woord honderdduizend de tekens “(100 000)” ingevoegd.
In het derde lid van artikel 9 worden de woorden “tweeduizend vierhonderd tachtig euro (€2 480)” vervangen door de woorden “twee euro en vijftig cent (€2,50)”.
In het vierde lid van artikel 9 wordt het woord “artikel” 3.13 vervangen door het woord “Artikel” 3.13 en worden de woorden “vijfentwintig euro (€ 25,-)” vervangen door “twee euro en vijftig cent (€ 2,50)”.
In het laatste lid van dit artikel 9 worden de woorden “één procentpunt” vervangen door de woorden “honderd (100) basispunten”.
Artikel 10
Artikel 10 wordt geschrapt.
Artikel 11
Het artikel 11 wordt in haar totaliteit vervangen door volgende tekst:
“A.
Iedere deelnemer, toegelaten voor de distributieactiviteit, doet verplicht inbreng van het eigendomsrecht van haar distributie-installaties. De inbreng heeft betrekking op alle installaties van de deelnemer die uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor het uitvoeren van de distributieactiviteit in de geografische sectie waarvoor men deelnemer is.
Deze inbrengen geschieden aan de volgende voorwaarden, onverminderd bijkomende voorwaarden te bepalen door de raad van bestuur van de opdrachthoudende vereniging:
- liggen de distributie-installaties geheel of deels in vergunning dan is de deelnemer gehouden alle inspanningen aan te wenden om deze vergunning, met al zijn rechten en verplichtingen, over te dragen aan de opdrachthoudende vereniging, minstens om de uitwerking van de bestaande vergunning te behouden, voor zover en tot zolang de opdrachthoudende vereniging zelf nog niet over de bedoelde vergunning beschikt;
- betreft de inbreng wateropslaginfrastructuur dan zal de inbreng samengaan met de verplichting voor de deelnemer de opdrachthoudende vereniging in te lichten van elk voornemen tot het vervreemden of op welke wijze ook bezwaren van de grond waarop of waarin deze installaties gevestigd zijn en het verlenen van een voorkooprecht aan de opdrachthoudende vereniging, aan dezelfde prijs en voorwaarden.
De inbrengen worden vergoed deels door de toekenning van D-aandelen, deels door betaling in speciën. De globale vergoeding van beide laatstgenoemde elementen is gelijk aan de economische waarde van het ingebrachte eigendomsrecht en wordt berekend op de wijze zoals bepaald door de raad van bestuur, mits een aanwezigheid of vertegenwoordiging van twee derden van de leden ervan en mits het besluit twee derden van de aanwezige of vertegenwoordigde stemmen heeft bekomen, alsmede twee derden van de stemmen uitgebracht door de aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders aangesteld op voordracht van de gemeenten en zonder dat Artikel 28 en Artikel 29 toepasselijk zijn.
Deze inbrengen worden vergoed deels door de toekenning van D-aandelen, deels door betaling in speciën:
- De vergoeding door de toekenning van D-aandelen wordt berekend op basis van de lengte van de leidingen (zowel distributieleidingen als aansluitingen) en van het volume van de opslagcapaciteit.
Per schijf van twintig (20) km lengte van leidingen of per schijf van zeshonderd vijftig (650) m³ opslagcapaciteit worden vierduizend zevenhonderd negenenveertig (4.749) D-aandelen toegekend. Uit deze berekeningswijze voortvloeiende fracties van aandelen volgens lengte en volgens volume worden bij elkaar opgeteld en de som hiervan wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, met een minimum van één D-aandeel.
De nominale waarde van elk D-aandeel bedraagt vijfentwintig euro (€ 25,00).
Behoren distributieleidingen dan wel opslagcapaciteit toe aan meerdere deelnemers samen, dan wordt hun lengte dan wel volume tussen deze deelnemers verdeeld à rato van hun bevolkingsaantallen op het ogenblik van indienstname of vervanging.
- Na aftrek van de vergoeding door de toekenning van D-aandelen, wordt het resterende gedeelte van de economische waarde vergoed door middel van een eenmalige vergoeding in speciën.
B.
De raad van bestuur van de opdrachthoudende vereniging kan voor andere inbrengen in natura bijzondere bepalingen vaststellen, waarvan de vergoedingen evenwel equivalent dienen te zijn aan de hiervoor beschreven vergoedingen.
C.
De bovenstaande procedure wordt eveneens toegepast in het geval een deelnemer toetreedt voor een bijkomende geografische sectie, waarvan sprake in Artikel 6, dan wel bij uitbreiding van zulk een sectie. Deze nieuwe aandelen geven pas recht op een maandelijkse vergoeding vanaf de maand die volgt op de datum van uitbreiding of de datum van toetreding voor die bijkomende geografische sectie.
D.
Voor het ingebrachte alleenrecht voor het uitoefenen van de distributieactiviteit op het grondgebied van de deelnemer wordt over de looptijd van het intergemeentelijk samenwerkingsverband een vergoeding in speciën aan de deelnemer uitbetaald. De vergoeding in speciën bestaat uit een vaste periodieke vergoeding en een variabele periodieke vergoeding.
De over de looptijd van de opdrachthoudende vereniging gespreide vaste periodieke vergoeding wordt elk jaar vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt waarvan sprake in Artikel 3.13.
Deze vergoeding wordt aan de deelnemer ter beschikking gesteld als volgt:
a. voor wat betreft een maandelijks bedrag van nominaal twaalf komma zevenentwintig cent (€ 0,1227) per D-aandeel, hetwelk ten laste valt van de distributieactiviteit van de opdrachthoudende vereniging.
b. het maandelijks bedrag van nominaal dertien komma nul negen cent (€ 0,1309) per D-aandeel, hetwelk ten laste valt van de toevoeractiviteit van de opdrachthoudende vereniging, is door de deelnemer, via beslissing van de raad van bestuur, te gebruiken voor investeringen in de distributieactiviteit volgens de regels van Artikel 12 en Artikel 54 tot en met Artikel 56; aanpassingen van de bedragen bij toepassing van deze artikelen maken geen statutenwijziging noodzakelijk.
De variabele periodieke vergoeding wordt bepaald op basis van synergie, minder hinder en andere operationele performantiekarakteristieken en door de raad van bestuur tegen uiterlijk 31 december van elk lopend jaar bepaald. De modaliteiten van deze variabele periodieke vergoeding worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement.”
Artikelen 12 tot en met 14
De artikelen 12 tot en met 14 worden integraal geschrapt.
Artikel 15
In het eerste lid van artikel 15 wordt de verwijzing naar “artikel 20” vervangen door verwijzing naar “Artikel 16”.
In het derde lid van artikel 15 wordt de verwijzing naar “de artikelen 32 en 33” vervangen door verwijzing naar “Artikel 28 en Artikel 29”.
Het eerste tot en met vierde gedachtestreepje in artikel 15 worden vervangen als volgt:
“De vergoeding in speciën bedraagt in totaal negen (9) procent van de economische waarde van de inbreng en wordt uitbetaald over de looptijd van de opdrachthoudende vereniging op de wijze bepaald door de raad van bestuur. Evenwel is iedere deelnemer gerechtigd aanspraak te maken op het stelsel van gekapitaliseerde uitbetaling. De gekapitaliseerde uitbetaling wordt door de opdrachthoudende vereniging berekend met toepassing van een bijkomende verdiscontering zoals bepaald door de raad van bestuur.”
In het vijfde gedachtestreepje onder de derde paragraaf van artikel 15 worden de woorden “achthonderd tweeënzestigduizend vijfhonderd euro (€862 500,-)” vervangen door de woorden “vijfenzeventig euro
(€ 75)”.
Artikel 16
In het eerste lid van artikel 16 wordt de verwijzing naar “artikel 15” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 11”.
In het tweede gedachtestreepje van het tweede lid van artikel 16 wordt de verwijzing naar “artikel” vervangen door verwijzing naar “Artikel”.
In de derde paragraaf van artikel 16 wordt de verwijzing naar “de artikelen 32 en 33” vervangen door verwijzing naar “Artikel 31 en Artikel 32”.
In het eerste gedachtestreepje onder het vijfde lid van artikel 16 wordt de verwijzing naar “artikel 57” vervangen door verwijzing naar “Artikel 49” en de tekens “,-” geschrapt.
In het tweede gedachtestreepje onder het vijfde lid van artikel 16 wordt de verwijzing naar “artikel” vervangen door verwijzing naar “Artikel”.
Artikel 17
In het eerste lid van de eerste paragraaf van artikel 17 worden de woorden “tweeduizend vijfhonderd euro (€ 2 500,-)” vervangen door “vijftig euro (€ 50)”.
In het tweede lid van de eerste paragraaf van artikel 17 wordt de verwijzing naar “artikel” vervangen door verwijzing naar “Artikel”, en wordt de vermelding “vijfentwintig (€25,-)” vervangen door “één euro (€ 1,-)”.
In het derde lid van de tweede paragraaf van artikel 17 wordt het woord “intercommunale” vervangen door “opdrachthoudende vereniging”.
In het vierde lid van de tweede paragraaf van artikel 17 wordt de verwijzing naar “de artikelen 32 en 33” vervangen door verwijzingen naar “dat Artikel 31 en Artikel 32” en worden de tekens 50% vervangen door de woorden “vijftig procent (50%)”.
In het eerste gedachtestreepje van de tweede paragraaf worden de tekens “(35)” geschrapt en wordt na het woord “procent” de tekens “(35%)” ingevoegd.
In het tweede gedachtestreepje van de tweede paragraaf wordt “honderd tachtigduizend euro
(€ 180 000,-)” vervangen door “vijftig euro (€ 50)”.
Doorheen artikel 17 worden de woorden “vennoot” resp. “vennoten” vervangen door de woorden “deelnemer” resp. “deelnemers”.
Artikel 18
In het eerste lid van artikel 18 wordt de verwijzing naar “artikel 20” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 16”.
In het tweede lid van artikel 18 worden de woorden “twintig (20) km” vervangen door de woorden “tweehonderdvijftig (250) meter”.
In het derde lid van artikel 18 worden de woorden “tweeduizend euro (€2 000,00)” vervangen door de woorden “vijfentwintig euro (€ 25)”.
In het laatste lid van artikel 18 wordt de verwijzing naar “artikel” vervangen door verwijzing naar “Artikel”.
Doorheen artikel 18 worden de woorden “vennoot” resp. “vennoten” vervangen door de woorden “deelnemer” resp. “deelnemers”.
Artikel 19
In het eerste lid van artikel 19 wordt de tweede zin met inbegrip van de drie gedachtestreepjes geschrapt.
Het tweede lid van artikel 19 wordt geschrapt.
Het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 19 worden vervangen door volgende tekst:
“Overeenkomstig Artikel 6.1.b) zijn nieuwe toetredingen of uitbreidingen van toetredingen tot de financieringsactiviteit (F) niet meer mogelijk. Er kan bijgevolg niet meer worden overgegaan tot nieuwe inbrengen en daaraan gekoppelde uitgifte van bijkomende F-aandelen.”
Artikel 20
In het eerste en vierde lid van artikel 20 wordt de verwijzing naar “de artikelen 11, 15, 17 en 18” vervangen door verwijzing naar “Artikel 10, Artikel 11, Artikel 13 en Artikel 14”.
In het zesde lid van artikel 16 wordt “de artikelen 3.8, 3.9, 3.10 en 3.11” vervangen door “Artikel 3.8, Artikel 3.9, Artikel 3.10 en Artikel 3.11”.
Artikel 21
Het eerste lid van artikel 21 wordt vervangen als volgt:
“De deelnemers zijn niet gerechtigd op hun aandelen terugnemingen te doen behalve de houders van de S-, V- en F-aandelen en voor zover zij het voorafgaand akkoord hebben verkregen van de raad van bestuur.”
Artikel 22
Het tweede lid van artikel 22 wordt geschrapt.
Artikel 23
In de eerste paragraaf van artikel 23 worden na het woord bestuur de woorden “bestaande uit maximum vijftien (15) leden.” toegevoegd. De woorden “waarvan de leden op de hierna bepaalde wijze aangesteld” geschrapt en vervangen door “De leden van de raad van bestuur”. De woorden “Maximum vijftien (15) mandaten van bestuurder worden” worden geschrapt.
Het woord “dat” na ieder gedachtestreepje onder de eerste paragraaf van artikel 23 wordt telkens geschrapt.
De tekst van punt a onder de gedachtestrepen wordt geschrapt en vervangen door de volgende paragrafen:
“Bij die samenstelling moet er mee rekening gehouden worden dat de opdrachthoudende vereniging zich bij de samenstelling van haar bestuursorganen moet schikken naar de vereisten inzake pluralisme, die door het decreet of de bevoegde overheid worden gesteld.
De algemene vergadering kan op voordracht van de raad van bestuur, onafhankelijke bestuurders aanstellen als stemgerechtigde leden van de raad van bestuur.”
De letter “b” bij het begin van punt b wordt geschrapt.
In het laatste gedachtestreepje onder punt b wordt de verwijzing naar “artikel 46, eerste lid” vervangen door verwijzing naar “artikel 434, §2, lid 2”.
Het derde lid van artikel 23 wordt vervangen als volgt:
“Een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur gemandateerde brengt tot tweemaal toe per jaar verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid.”
Het vijfde lid van artikel 23 wordt geschrapt.
Het zesde lid van artikel 23 wordt vervangen als volgt:
“Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door maximaal één (1) aangeduide afgevaardigde als lid met raadgevende stem. Deze afgevaardigde wordt rechtstreeks aangeduid door gemeenten, deelnemers van de distributieactiviteit of de zuiveringsactiviteit of de wegenisactiviteit of de secundaire activiteit.”
In de laatste zin van het achtste lid van artikel 23 wordt het woord “dient” vervangen door het woord “kan” en worden de woorden “aan te duiden” vervangen door het woord “aanduiden”.
In de laatste zin van het negende lid van artikel 23 wordt het woord “een” vervangen door “één (1)”.
Artikel 25
Het eerste lid van artikel 25 wordt vervangen als volgt:
“Ingeval één of meerdere mandaten in de raad van bestuur voortijdig openvallen, zal de raad van bestuur in die samenstelling rechtsgeldig kunnen blijven beraadslagen en besluiten tot op het moment dat voor dat (die) manda(a)t(en) in vervanging is voorzien. De algemene vergadering gaat bij haar eerstvolgende bijeenkomst over tot een benoeming, dit mits eerbiediging van de beginselen aangegeven in Artikel 19. De aldus benoemde bestuurder voltooit het mandaat van zijn voorganger.”
Artikel 26
In het opschrift van artikel 26 wordt het woord “ondervoorzitter(s)” vervangen door het woord “ondervoorzitter”.
Artikel 27
Het opschrift van artikel 23 wordt vervangen als volgt: “Voorzitterschap en secretariaat van de vergaderingen ”.
In het derde lid wordt de verwijzing naar “artikel 45” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 37”.
Het vierde lid van artikel 27 wordt geschrapt.
In het laatste lid van artikel 27 wordt de laatste zin vervangen als volgt:
“Deze secretaris (of de plaatsvervanger) mag noch lid van de raad van bestuur, noch lid van een adviescomité zijn.”
Artikel 28
De verwijzing naar “artikel 27” wordt geschrapt en vervangen door verwijzing naar “Artikel 23”.
Artikel 30
In het tweede lid van artikel 30 worden de woorden “of het directiecomité” geschrapt.
Het vierde lid van artikel 30 wordt geschrapt.
In het vijfde lid van artikel 30 worden na de woorden “daaronder begrepen de” de woorden “onderhandse en de authentieke aktes en de” ingevoegd. Na het woord “rechtsvorderingen” worden de woorden “, met inbegrip van de Raad van State” ingevoegd.
Het zevende lid van artikel 30 wordt vervangen als volgt:
“De raad van bestuur wordt gemachtigd de tariefzetting te bepalen.”
De laatste paragraaf van artikel 30 wordt geschrapt en vervangen door wat volgt:
“De raad van bestuur van de opdrachthoudende vereniging is bevoegd voor alle personeelsaangelegenheden, maar kan alle aangelegenheden die betrekking hebben op de uitvoering van de rechtspositieregeling, de deontologische code en het arbeidsreglement, in het kader van het individuele personeelsbeheer, verder delegeren. De raad van bestuur kan het dagelijks personeelsbeheer, de bevoegdheid voor het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel toevertrouwen aan het personeelslid dat aan het hoofd staat van het personeel van de opdrachthoudende vereniging.”
Artikel 31
In de tweede paragraaf van artikel 31 wordt de verwijzing naar “artikel 23” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 19”.
Artikel 32
In het eerste lid van artikel 32 wordt het woord “tenminste” vervangen door de woorden “ten minste”.
In het derde lid van artikel 32 wordt na het woord “veertien” de tekens “(14)” ingevoegd.
Het laatste lid van artikel 32 wordt vervangen als volgt:
“De vergaderingen van de raad van bestuur zijn niet openbaar, met dien verstande dat de leden van de adviescomités door de raad van bestuur kunnen worden uitgenodigd een vergadering van deze laatste bij te wonen”.
Artikel 33
In het vierde lid van artikel 33 worden na het woord “dertig” de tekens “(30)” ingevoegd.
De vijfde en de zesde paragraaf van artikel 33 worden vervangen door volgende tekst:
“De besluiten van de raad van bestuur samen met een beknopte beschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden worden via een webtoepassing bekend gemaakt binnen de tien (10) dagen nadat de besluiten genomen zijn. De toezichthoudende overheid wordt van de bekendmaking op de hoogte gebracht.”
In het achtste lid van artikel 33 worden op het einde van de laatste zin de woorden “, met behoud van de decretale bepalingen over de openbaarheid van bestuur” ingevoegd.
In het negende lid van artikel 33 wordt het woord “kan” in de laatste zin geschrapt en vervangen door het woord “bezorgt” en wordt het laatste woord van de zin geschrapt.
In het laatste lid van artikel 33 wordt het woord “raadslieden” geschrapt en vervangen door het woord “raadsleden” en wordt de verwijzing naar “artikel 52” vervangen door een verwijzing naar “artikel 406”.
Titel IV
In de tekst van titel IV worden de woorden “(LID IBR)” geschrapt.
Artikel 34
Het eerste lid van artikel 30 wordt vervangen door volgende tekst:
“De verrichtingen van de opdrachthoudende vereniging staan onder het toezicht van één of meerdere commissarissen aangeduid in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke en decretale bepalingen.”
In het tweede lid van artikel 34 wordt na het woord “drie” de tekens “(3)” ingevoegd.
Titel V
De titel van Titel V wordt geschrapt en vervangen door het woord “Adviescomités”.
Artikel 35
De titel van het artikel wordt vervangen door de woorden “Oprichting en samenstelling”.
Het eerste lid van artikel 35 wordt vervangen als volgt:
“Er wordt een adviescomité voor secundaire diensten opgericht en voor elke regio wordt een regionaal adviescomité opgericht.”
De eerste zin van het tweede lid van artikel 35 wordt vervangen als volgt:
“Voor ieder adviescomité worden de leden voorgedragen door de deelnemers volgens de hierna vermelde bepalingen, met dien verstande dat enkel de deelnemers binnen de desbetreffende regio leden kunnen voordragen:”
In punt a. van het tweede lid van artikel 35 worden de woorden “het regionaal” vervangen door het woord “ieder” en worden de woorden “voor domeindiensten” vervangen door de woorden “waarin die deelnemer deelneemt”.
In punt b. van het tweede lid van artikel 35 worden de woorden “voor ieder adviescomité waarin zij deelnemen” ingevoegd. Het punt teken tussen “40.000” wordt geschrapt en vervangen door een spatie. Voor de woorden “met dien verstande dat” worden de woorden “wat specifiek de regionale adviescomités voor domeindiensten betreffen” ingevoegd. Op het einde van punt b. wordt het “;” teken vervangen door een punt.
In het derde lid van artikel 35 wordt het woord “regionale” geschrapt en wordt een tweede zin toegevoegd aan de derde paragraaf die luidt als volgt “Deze aanstelling gebeurt in een geheime stemming”.
In het vierde lid van artikel 35 wordt het woord “geen” geschrapt en vervangen door het woord “noch” en wordt het woord “of” geschrapt en vervangen door het woord “noch”.
Het vijfde, zesde en zevende lid van artikel 35 worden geschrapt.
Artikel 36
Het opschrift van artikel 36 wordt vervangen als volgt “Aanstelling van de leden en de secretaris van de adviescomités”.
In het eerste lid van artikel 36 worden de woorden “regionale” en “voor domeindiensten” geschrapt.
Het tweede en derde lid van artikel 36 worden vervangen als volgt:
“Bij hun aanstelling wordt door de leden van elk adviescomité onder die leden een voorzitter gekozen. het voorzittersmandaat volgt het lidmaatschap van het tot voorzitter benoemde lid.”
In het vierde lid van artikel 36 worden de woorden “eveneens” en “of het directiecomité” geschrapt. Het woord “geen” wordt geschrapt en vervangen door het woord “noch”.
In het laatste lid van artikel 36 wordt het eerste woord “Ten” vervangen door de woorden “Wat specifiek de regionale adviescomités voor domeindiensten betreft, wordt ten”. Het woord “geschieden” wordt vervangen door de woorden “bepaald dat” en na de woorden “eerste maal” worden de woorden “worden vervuld” ingevoegd.
Artikel 37
Het opschrift van artikel 37 wordt vervangen door volgende woorden “Bevoegdheden van de adviescomités”.
Er wordt een nieuw tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt:
“Het adviescomité voor secundaire diensten is verantwoordelijk voor adviezen betreffende de dienstverlening inzake de secundaire activiteit, en dit in de ruimste betekenis van het woord, aan de klanten.”
In het laatste lid van artikel 37 worden de woorden “regionaal” en “voor domeindiensten” geschrapt.
Artikel 38
Het opschrift van artikel 38 wordt vervangen door volgende woorden “Werking van de adviescomités”.
Het eerste lid van artikel 38 wordt vervangen door volgende tekst:
“Een adviescomité kan alleen dan geldig beraadslagen en adviseren wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig over vertegenwoordigd is”.
Het derde lid van artikel 38 wordt vervangen als volgt:
“Bereikt het adviescomité niet het quorum om te kunnen beraadslagen en adviseren, dan zal voor het betrokken advies de procedure overeenkomstig Artikel 35 worden gevolgd.”
In het vierde lid van artikel 38 worden de woorden “de regionale adviescomités” vervangen door de woorden “het adviescomité”.
Het vijfde lid van artikel 38 wordt vervangen als volgt:
“Een advies is slechts geldig wanneer het wordt genomen met goedkeuring van de helft van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.”
In het zesde lid van artikel 38 worden de woorden “regionale” en “of van de ondervoorzitter” geschrapt.
In het zevende lid van artikel 38 worden de woorden “meer dan de helft” vervangen door de woorden “ten minste drie vierde”. De woorden “of, bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter” en “regionale” geschrapt. Na het woord “veertien” worden de tekens “(14)” ingevoegd.
Het achtste lid van artikel 38 wordt vervangen door hetgeen volgt:
“Weigert de voorzitter het regionale adviescomité bijeen te roepen of is hij belet zulks te doen, dan kan het adviescomité worden bijeengeroepen op uitnodiging van twee leden van het adviescomité.”
In het negende lid van artikel 38 worden de woorden “het adviescomité” vervangen door de woorden “de adviescomités” en worden de woorden “en in volgorde, door de ondervoorzitter, of bij diens ontstentenis of afwezigheid,” geschrapt. De verwijzing naar “artikel 45” wordt geschrapt en vervangen door verwijzing naar “Artikel 37”.
In het elfde lid van artikel 38 wordt het woord “regionale” geschrapt.
In het twaalfde lid wordt de verwijzing naar “artikel 23” vervangen door verwijzing naar “Artikel 19”.
In het veertiende lid wordt het woord “regionale” geschrapt.
Artikel 39 tot artikel 42
De artikelen 39 tot 42 worden integraal geschrapt en een nieuw artikel 35 met de titel “Schriftelijke adviesvorming door de adviescomités” wordt ingevoegd dat luidt als volgt:
“Indien de voorzitter van het adviescomité van mening zou zijn dat er omstandigheden bestaan die een tussenkomst van het adviescomité dat hij voorzit noodzaken, kan de voorzitter aan de leden van het adviescomité een schrijven richten met daarin ten minste vermeld het ontwerpadvies, de nodige toelichting bij het ontwerpadvies en de verzenddatum.
Aan de leden van het adviescomité wordt vervolgens de mogelijkheid geboden zich akkoord te verklaren met het ontwerpadvies, dan wel er zich tegen te verzetten. Daartoe dienen zij binnen een termijn van één (1) week na de verzenddatum van het ontwerpadvies schriftelijk te antwoorden. Indien zij zich verzetten tegen het voorgestelde ontwerpadvies, dienen zij omstandig te motiveren op basis van welke redenen zij zich tegen het betrokken ontwerpadvies verzetten.
Een schriftelijk advies van een adviescomité zal zijn aangenomen c.q. worden afgewezen wanneer ten minste een meerderheid van de leden van het adviescomité het ontwerpadvies goedkeurt c.q. afkeurt. Indien een deelnemer niet reageert binnen voornoemde termijn of indien het antwoord van de betrokken deelnemer niet binnen voornoemde termijn toekomt op de zetel van de opdrachthoudende vereniging, zal die deelnemer worden geacht het ontwerpadvies goed te keuren.
Een schriftelijk advies zal worden geacht te zijn genomen op het moment dat de termijn waarvan sprake in het tweede lid is verstreken. Binnen een termijn van dertig (30) kalenderdagen na het verstrijken van deze termijn van één (1) week wordt aan de deelnemers vertegenwoordigd in het betrokken adviescomité bevestigd of het ontwerpadvies al dan niet met de vereiste meerderheid werd goedgekeurd.
De gelijkluidende afschriften en de gelijkluidende uittreksels worden ondertekend door de secretaris.”
Titel VII
Titel VII en artikel 43 met betrekking tot het directiecomité worden geschrapt.
Artikel 44
Het artikel 44 wordt vervangen door volgende tekst:
“Alle mandaten in de raad van bestuur en de comités hebben een looptijd van zes (6) jaar. Bij een eerste installatie van een comité is de looptijd van het mandaat beperkt tot het einde van de periode die loopt tot het moment waarop tot algehele vervanging wordt overgegaan van de raad van bestuur en de comités na de algehele vernieuwing van de gemeenteraden.
Alle mandaten zijn hernieuwbaar.
De algemene vergadering bepaalt het presentiegeld en de andere vergoedingen waarop de leden van de raad van bestuur van de opdrachthoudende vereniging aanspraak kunnen maken, met dien verstande dat de leden van de raad van bestuur (met inbegrip van de voorzitter van de raad van bestuur) slechts aanspraak zullen kunnen maken op een presentiegeld dat ten hoogste gelijk is aan het hoogste bedrag dat uitkeerbaar is aan een gemeenteraadslid voor een gemeenteraadszitting in één van de deelnemende gemeenten.”
Artikel 45
In het tweede lid van artikel 45 wordt de woorden “ononderbroken”, “(regionaal)” en “, hetzij als lid van het directiecomité” geschrapt.
Artikel 46
In het eerste lid van artikel 46 worden de categorieën aandelen geschrapt.
Het zevende lid van artikel 46 wordt vervangen als volgt:
“De bestuurders en de leden van de adviescomités kunnen geen volmachtdrager zijn voor de algemene vergadering.”
In het negende lid van artikel 46 wordt de verwijzing naar “artikel 27” vervangen door verwijzing naar “Artikel 23”.
Artikel 47
In het derde lid van artikel 47 worden de woorden “commissaris (lid IBR)” vervangen door het woord “commissaris(sen)”.
In het zesde lid van artikel 47 worden de woorden “regionale” en “(lid IBR)” geschrapt.
In het zevende en achtste lid van artikel 47 wordt telkens het woord “jaarvergadering” vervangen door de woorden “algemene vergadering”.
De laatste twee leden van artikel 47 worden geschrapt.
Artikel 48
In het eerste lid van artikel 48 worden de woorden “commissaris (lid IBR)” vervangen door het woord “commissaris(sen)” en worden de woorden ‘in bijzondere of buitengewone zitting” geschrapt.
In het tweede lid van artikel 48 wordt na het woord “zestig” de tekens “(60)” ingevoegd.
Het vierde lid van artikel 48 wordt vervangen door volgende tekst:
“De voorstellen in verband met het saneringsplan van de raad van bestuur worden samen met een beknopte beschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden via een webtoepassing bekend gemaakt binnen de tien (10) dagen nadat de besluiten genomen zijn. De toezichthoudende overheid wordt van de bekendmaking op de hoogte gebracht.”
In het vijfde lid van artikel 48 wordt na het woord “dertig” de tekens “(30)” ingevoegd.
In het zesde lid van artikel 48 wordt de verwijzing naar “artikel 31” vervangen door verwijzing naar “Artikel 27”.
In het achtste lid van artikel 48 worden na het woord “vijftien” de tekens “(15)” ingevoegd.
Ten slotte wordt doorheen het artikel het woord “vennoten” telkens vervangen door het woord “deelnemers”.
Artikel 49
Het tweede tot en met vierde lid van artikel 49 worden vervangen als volgt:
“Het aantal leden dat elke gemeente kan afvaardigen om te zetelen in de algemene vergadering wordt bepaald als volgt:
- elke deelnemer duidt een effectief lid aan en een plaatsvervanger;
- gemeenten die meer dan vijfenzeventig duizend (75 000) inwoners tellen, kunnen een bijkomende effectieve vertegenwoordiger aanduiden.
- deelnemers die meer dan één miljoen vierhonderd duizend (1.400.000) aandelen hebben kunnen eveneens een bijkomende effectieve vertegenwoordiger afvaardigen.
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naargelang de categorie aandelen.”
Artikel 50
In het eerste lid van artikel 50 wordt het woord “zo” geschrapt en vervangen door het woord “zowel”.
In het tweede lid van artikel 50 worden na het woord “vijfenveertig” de tekens “(45)” ingevoegd en na het woord “dertig” worden de tekens “(30)” ingevoegd. Het woord “vennoten” wordt vervangen door het woord “deelnemers”.
In het vijfde lid van artikel 50 wordt na het woord “negentig” de tekens “(90)” ingevoegd.
Artikel 51
In het enige lid van artikel 51 wordt het woord “bijzondere” vervangen door het woord “buitengewone”.
Artikel 52
In het derde lid van artikel 52 worden de woorden “, ondertekend door de leden van het bureau en door de vertegenwoordigers van de deelnemers die het verlangen” geschrapt. Na het woord “dertig” worden de tekens “(30)” ingevoegd.
Het vierde lid van artikel 52 wordt vervangen door volgende tekst:
“De besluiten van de algemene vergadering samen met een beknopte beschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden worden via een webtoepassing bekend gemaakt binnen de tien (10) dagen nadat de besluiten genomen zijn. De toezichthoudende overheid wordt van de bekendmaking op de hoogte gebracht.”
In het laatste lid van artikel 52 worden na het woord “dertig” de tekens “(30)” ingevoegd en na het woord “negentig” worden de tekens “(90)” ingevoegd.
Artikel 53
In het tweede lid van artikel 53 worden na de woorden “de zuiveringsactiviteit” de woorden “, de wegenisactiviteit” ingevoegd.
In het derde lid van artikel 53 worden na het woord “vijfenveertig” de tekens “(45)” ingevoegd en worden de woorden “commissarissen (lid BR)” vervangen door het woord “commissaris(sen)”.
Het vierde lid van artikel 53 wordt vervangen door de woorden:
“De commissaris(sen) brengt(en) afzonderlijk verslag uit binnen veertien (14) dagen na deze mededeling.”
In het vijfde lid van artikel 53 worden na het woord “Dertig” de tekens “(30)” ingevoegd. Daarnaast worden de woorden “de verslagen van de commissarissen (lid IBR)” geschrapt en vervangen door de woorden “het(de) verslag(en) van de commissaris(sen)”.
Artikel 54
In het eerste lid van artikel 54 worden de woorden “zeshonderd euro (€ 600,-)” vervangen door de woorden “dertien komma nul negen cent (€ 0,1309)”.
Het tweede lid van artikel 54 wordt geschrapt.
In het vijfde lid van artikel 54 wordt de verwijzen naar “artikel” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel”. Daarnaast worden de tekens “30%” vervangen door de woorden “dertig procent (30%)” en worden de woorden “D- en D²-aandelen” vervangen door het woord “D-aandelen”.
In het laatste lid van artikel 54 wordt het woord “gebruiksrecht” geschrapt en vervangen door het woord “eigendomsrecht” en worden de woorden “artikel 11, 12 of volgens artikel 55” vervangen door de woorden “Artikel 10 of Artikel 47”.
Artikel 55
In het eerste lid van artikel 55 worden de woorden “artikel 54” vervangen door de woorden “Artikel 46”. Na het woord “zesendertig” worden de tekens “(36)” ingevoegd en na het woord “zestig” worden de tekens “(60)” ingevoegd.
In het tweede lid van artikel 55 wordt de verwijzing naar “artikel 11 en 54” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 10 of Artikel 46”.
Artikel 56
In het eerste lid van artikel 56 wordt de verwijzing naar “artikel 54” vervangen door verwijzing naar “Artikel 47” en worden na het woord “zesendertig” de tekens “(36)” ingevoegd.
In het tweede lid worden de woorden “artikel 12 en 54” geschrapt en vervangen door de woorden “Artikel 46 hierna”.
Artikel 57
In het eerste lid van artikel 57 wordt de verwijzing naar het “artikel” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel”.
In het derde lid van artikel 57 worden de tekens “,-“ binnen de haken geschrapt.
In het vijfde lid van artikel 57 wordt de verwijzing naar “artikel 70” vervangen door verwijzing naar “Artikel 63”.
Artikel 58
In het artikel 58 worden de verwijzingen naar het “artikel” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel”.
Artikel 59
In het eerste lid van artikel 59 worden de verwijzingen naar het “artikel” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel”.
In het vierde lid wordt de verwijzing naar het “artikel 70” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel 63”.
Doorheen het artikel 59 wordt het woord “intercommunale” vervangen door de woorden “opdrachthoudende vereniging”. Bovendien worden de woorden “vennoot” en “vennoten” vervangen door de woorden “deelnemer” resp. “deelnemers”.
Artikel 60
In het tweede lid van artikel 60 wordt het woord “vennoot” vervangen door het woord “deelnemer”.
In het derde lid van artikel 60 wordt het woord “zuiveringsinvesteringsfonds” vervangen door het woord “investeringsfonds”.
Doorheen het artikel 60 worden de verwijzingen naar het “artikel” vervangen door een verwijzing naar het “Artikel”.
Artikel 61
In het eerste lid van artikel 61 wordt de verwijzing naar “artikel 70” vervangen door verwijzing naar “Artikel 63”.
In het tweede lid worden de woorden “intercommunale en de vennoot” vervangen door de woorden “opdrachthoudende vereniging en de deelnemer”.
Artikel 62
In het eerste lid worden de tekens “(10)” geschrapt en worden na het woord “procent” de tekens “(10%)” ingevoegd. Daarnaast worden de woorden “in T-aandelen” geschrapt.
In het tweede lid van artikel 62 worden de woorden “en het directiecomité” geschrapt en worden na het woord “gehoord” de woorden “overeenkomstig Artikel 34 of Artikel 35” ingevoegd.
Artikel 63
In het tweede lid van artikel 63 worden de woorden “en het directiecomité” geschrapt en worden na het woord “gehoord” de woorden “overeenkomstig Artikel 34 of Artikel 35” ingevoegd.
Artikel 64
In het tweede lid van artikel 63 worden de woorden “, na het betrokken directiecomité te hebben gehoord,” geschrapt.
Artikel 65
Het tweede lid van artikel 65 wordt vervangen als volgt:
“In het geval van een nadelig saldo zal de raad van bestuur na het betrokken adviescomité te hebben gehoord overeenkomstig Artikel 34 of Artikel 35, de nodige maatregelen treffen om dit nadelig saldo te dekken.”
Nieuw artikel
Na het artikel 65 wordt een nieuw Artikel 58 ingevoegd met de titel “Pensioenvoorzieningen” dat luidt als volgt:
“Zonder afbreuk te doen aan de overige bepalingen van de huidige statuten en de specifieke besluiten die in dit verband reeds werden genomen door de algemene vergadering van de opdrachthoudende vereniging, stellen de gemeentelijke deelnemers zich conform artikel 138 van de Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in de meest ruime zin uitdrukkelijk borg voor de goede afloop van de verbintenissen van de pensioenregelingen van de opdrachthoudende vereniging voor wat betreft de opbouw van de wettelijke pensioenen voor alle personeelsleden (inclusief de gepensioneerde personeelsleden van wie zij de pensioenlast draagt).
Zonder afbreuk te doen aan de bovenstaande algemeenheid, worden onder deze pensioenregelingen onder meer begrepen:
- de rustpensioenen, overlevingspensioenen en wezenpensioenen (met inbegrip van de pensioenaandelen) lopende op het moment van het beroep op de garantie;
- de uitgestelde pensioenen (rust-, overlevings- en wezenpensioenen) verschuldigd aan de ambtenaren nog actief op het moment van het beroep op de garantie;
de pensioenaandelen (rust-, overlevings- en wezenpensioenen) te storten voor de ambtenaren die de opdrachthoudende vereniging verlaten hebben terwijl ze pensioenrechten ten laste van de opdrachthoudende vereniging behouden.”
Artikel 66
In het eerste lid van punt a. van artikel 66 worden na het woord “achttien” de tekens “(18)” ingevoegd.
In het derde lid van punt a. van artikel 66 worden na het woord “negentig” de tekens “(90)” ingevoegd.
Het tweede lid van punt b. van artikel 66 wordt geschrapt.
In het vierde lid van punt b. van artikel 66 wordt na het woord “overgenomen” een komma-teken ingevoegd.
In het zesde lid van punt b. van artikel 66 wordt de verwijzing naar “artikel 70” vervangen door verwijzing naar “Artikel 63”.
In het zevende lid van punt b. van artikel 66 worden na het woord “achttien” de tekens “(18)” ingevoegd.
Artikel 67
In het tweede lid van artikel 67 worden na het woord “twaalf” de tekens “(12)” en na het woord “tien” de tekens “(10)” ingevoegd.
Artikel 68
In het tweede punt van artikel 68 wordt het woord “vennoot” telkens vervangen door het woord “deelnemer” en wordt de verwijzing naar “artikel 69” vervangen door verwijzing naar “Artikel 62”.
In het tweede lid van het derde punt van artikel 68 wordt de verwijzing naar “artikel 66” gewijzigd door een verwijzing naar “Artikel 59”.
In het vierde punt van artikel 68 worden de derde tot vijfde zin vervangen door volgende tekst:
“De deelnemer die geen deel meer uitmaakt van de opdrachthoudende vereniging ontvangt een scheidingsaandeel dat wordt berekend overeenkomstig het vennootschapsrecht, zoals van tijd tot tijd gewijzigd.”
Artikel 70
De eerste twee leden van artikel 70 worden vervangen door de volgende tekst:
“Bij het verstrijken van de duur van de opdrachthoudende vereniging met algehele niet-verlenging of in geval van vervroegde ontbinding ervan, benoemt de algemene vergadering die de ontbinding vaststelt, de vereffenaars op dezelfde wijze als bepaald is voor de bestuurders, en bepaalt ze hun vergoeding. Een beperkt college van vereffenaars kan samengesteld worden. Het totaal aantal leden van dat college bedraagt ten hoogste een derde van dat van de raad van bestuur. De meerderheid komt telkens toe aan de leden die op voordracht van de deelnemende gemeenten zijn benoemd. Alle andere organen vervallen op het ogenblik van ontbinding.
Het college van vereffenaars beschikt over de bevoegdheden zoals voorzien in de toepasselijke bepalingen van het vennootschapsrecht zoals van tijd tot tijd gewijzigd; in afwijking daarvan, kan zij van rechtswege de activiteiten van de opdrachthoudende vereniging verderzetten in het raam van het bepaalde onder de laatste twee alinea’s van onderhavig artikel.”
In het derde lid van artikel 70 worden de woorden “Zij bezitten” vervangen door de woorden “Het college bezit”.
Het vierde lid van artikel 70 wordt vervangen door de volgende tekst:
“Het college wordt ontslagen van inventarisatie en mag zich beroepen op de geschriften van de opdrachthoudende vereniging. Het college kan, onder haar verantwoordelijkheid, een door haar aangeduid deel van hun bevoegdheden overdragen aan één of meerdere van haar leden-vereffenaars.”
In het vijfde lid van artikel 70 wordt de eerste zin vervangen als volgt:
“Het college van vereffenaars beraadslaagt volgens de regels voorzien in Artikel 25, Artikel 28 en Artikel 29 van onderhavige statuten.”
In het zesde lid van artikel 70 worden de woorden “de vereffenaars hebben” vervangen door de woorden “het college van vereffenaars heeft”.
Het eerste lid van punt 1. van het zesde lid van artikel 70 wordt vervangen als volgt:
“1. Voorafgaand aan elke andere verrichting van vereffening keren de inbrengen bedoeld in Artikel 12 van rechtswege, door het verstrijken van de duur van de opdrachthoudende vereniging en behoudens verlenging of door het definitief worden van de beslissing van vervroegde ontbinding zelf, zonder vergoeding en zonder terugvordering van de eenmalige vergoeding of in voorkomend geval van het uitbetaalde deel ervan, waarvan sprake in datzelfde artikel, terug naar de deelnemers en worden de Z²-aandelen zonder meer vernietigd.
Eveneens voorafgaand aan elke verrichting van vereffening keren de inbrengen bedoeld in Artikel 10 en Artikel 11 van rechtswege, door het verstrijken van de duur van de opdrachthoudende vereniging en behoudens verlenging of door het definitief worden van de beslissing van vervroegde ontbinding zelf, zonder vergoeding en zonder terugvordering van de eenmalige vergoeding of in voorkomend geval van het uitbetaalde deel ervan, waarvan sprake in Artikel 10 en Artikel 11, terug naar de deelnemers en worden de D-aandelen en Z-aandelen zonder meer vernietigd.
Eveneens voorafgaand aan elke verrichting van vereffening keren de inbrengen bedoeld in Artikel 13 van rechtswege, door het verstrijken van de duur van de opdrachthoudende vereniging en behoudens verlenging of door het definitief worden van de beslissing van vervroegde ontbinding zelf, zonder vergoeding en zonder terugvordering van de eenmalige vergoeding of in voorkomend geval van het uitbetaalde deel ervan, waarvan sprake in Artikel 13, terug naar de deelnemers en worden de S-aandelen zonder meer vernietigd.
Tot slot en eveneens voorafgaand aan elke verrichting van vereffening keren de inbrengen bedoeld in Artikel 14 van rechtswege, door het verstrijken van de duur van de opdrachthoudende vereniging en behoudens verlenging of door het definitief worden van de beslissing van vervroegde ontbinding zelf, zonder vergoeding en zonder terugvordering van de eenmalige vergoeding of in voorkomend geval van het uitbetaalde deel ervan, waarvan sprake in Artikel 14, terug naar de deelnemers en worden de V-aandelen zonder meer vernietigd.”
In het punt 4. van het zesde lid van artikel 70 wordt de verwijzing naar de “artikelen 68 en 69” vervangen door een verwijzing naar “Artikel 61 en Artikel 62” en wordt de verwijzing naar “artikel 37” vervangen door een verwijzing naar het “artikel 425”.
In het punt 5. van het zesde lid van artikel 70 wordt na de woorden “uitoefenen” en “overgenomen” een komma ingevoegd.
In het punt 6. van het zesde lid van artikel 70 worden de woorden “de raad” vervangen door de woorden “het college”.
In het punt 7. van het zesde lid van artikel 70 worden de woorden “T, TK, DK, SK en F1” vervangen door de woorden “T- en SK-aandelen”.
In het punt 10. van het zesde lid van artikel 70 worden de woorden “de vereffenaars van de vereniging” vervangen door de woorden “het college van vereffenaars”.
Hernummering
Ten slotte worden de titels en artikels hernummerd in functie van bovenstaande schrappingen.
Aanhef
In de aanhef van Bijlage 3 worden de verwijzingen naar de artikels uit de statuten geactualiseerd in functie van de hernummering zoals besloten onder agendapunt 16.
Artikel 1
In het tweede lid van artikel 1 wordt de afkorting “G5V” vervangen door de afkorting “GSV”.
Artikel 12
Het artikel 12 wordt vervangen door volgende tekst:
“De vergoeding in speciën is een éénmalige vergoeding voor de deelnemers die de bijkomende eigendomsrechten hebben ingebracht, dewelke als volgt betaalbaar is: in gelijke, jaarlijkse schijven over de looptijd van de opdrachthoudende vereniging. Evenwel is iedere deelnemer gerechtigd aanspraak te maken op het stelsel van gekapitaliseerde uitbetaling. De gekapitaliseerde uitbetaling wordt door TMVW berekend met toepassing van een bijkomende verdiscontering zoals bepaald door de raad van bestuur.”
Artikel 14
Het artikel 14 wordt volledig geschrapt.
Artikel 3
In het tweede lid van Artikel 3 worden de woorden “het directiecomité” vervangen door “de raad van bestuur”.
Hernummering
Doorheen Bijlage 4 worden de verwijzingen naar de artikels uit de statuten geactualiseerd in functie van de hernummering zoals besloten onder agendapunt 16.
Gelet op de oproepingsbrief voor de buitengewone algemene vergadering van TMVW ov op donderdag 19 december 2019 om 14u30 in Flanders Expo, Maaltekouter 1 te 9051 Gent, waarin de agenda werd meegedeeld :
Varia
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 28 januari 2019 waarbij voor de verdere duur van de legislatuur als effectief vertegenwoordiger, de heer A. ÖZKAN, en als plaatsvervangend vertegenwoordiger, de heer B. ABARI, werden aangesteld;
Gelet op het feit dat de gemeente bij schrijven van 11 oktober 2019 wordt opgeroepen om deel te nemen aan de jaarvergadering van Interza die op dinsdag 10 december 2019 om 19 uur in de vergaderzaal van de hoeve Nothengem, Sint-Lambertusstraat 1 te 1930 Nossegem zal plaatsvinden;
Gelet op de agenda van de jaarvergadering van Interza die zal gehouden worden op 10 december 2019 en volgende agendapunten omvat :
1. vaststelling van geldigheid tot vergaderen overeenkomstig artikel 22 van de statuten
2. goedkeuring van de notulen van 19 juni 2019
3. begroting 2020 - verdeling van de werkingsmiddelen : toelichting - goedkeuring
4. goedkeuring beleidsplan 2019-2024
5. varia;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18 februari 2019 waarbij voor de verdere duur van deze legislatuur mevrouw I. HOLEMANS, mevrouw S. MORTIER, en de heren H. AKAYCHOUH, R. DE MOL, P. ROSEL en D. PHILIPS, als afgevaardigden, werden aangeduid;
Gelet op de bepalingen van het decreet lokaal bestuur;
Overwegende dat de gemeente Zaventem aangesloten is bij Haviland Intercommunale die werd opgericht op 24 maart 1965 bij oprichtingsakte verschenen in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 16 april 1965 onder het nummer 8226;
Overwegende dat Haviland Intercommunale als intergemeentelijk samenwerkingsverband voor de ruimtelijke ordening en de economische sociale expansie van het arrondissement Halle-Vilvoorde, een dienstverlenende vereniging is die wordt beheerst door het Decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op artikel 432 van het decreet lokaal bestuur dat de organisatie regelt van de algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging;
Gelet op artikel 432 van het decreet lokaal bestuur dat bepaalt dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger dient herhaald te worden voor elke vergadering;
Gelet op de artikelen 40 en 41 van het decreet lokaal bestuur dat de bevoegdheden van de gemeenteraad bepaalt;
Gelet op de oproepingsbrief van 01 oktober 2019 tot de buitengewone algemene vergadering van Haviland Intercommunale van 18 december 2019 met volgende agendapunten :
1. notulen van de algemene vergadering van 12 juni 2019 : goedkeuring
2. de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie + begroting 2020 (art. 34) : goedkeuring
3. varia;
Gelet op het dossier met documentatiestukken dat aan de gemeente overgemaakt werd;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 18 februari 2019 waarbij voor de verdere duur van deze legislatuur de heer P. OCKERMAN, als effectief afgevaardigde, en de heer B. ABARI, als plaatsvervangend afgevaardigde, werden aangesteld;
Gelet op de commissievergadering van 05 november 2019 houdende een toelichting over de financiële context Haviland (zie bijlagen);
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
Overwegend dat de gemeente deelnemer is van het intergemeentelijk samenwerkingsverband Havicrem, opgericht op 10 juni 2003 en bekendgemaakt in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 26 september 2003, onder het nummer 03099363.
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gelet inzonderheid op de bepalingen van artikel 432 van het decreet;
Gelet op artikel 33 §1 van de gecoördineerde statuten van Havicrem;
Gelet op de oproepingsbrief de dato 05 november 2019 voor de buitengewone algemene vergadering van Havicrem;
Gelet op de agenda van de buitengewone algemene vergadering van Havicrem IGV die zal gehouden worden op 11 december 2019 om 18u30 op de maatschappelijke zetel van de vereniging en volgende agendapunten omvat:
Gelet op het voorstel van de Raad van Bestuur van Havicrem van 5 november 2019;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18 februari 2019 waarbij voor de verdere duur van deze legislatuur de heer D. PHILIPS, als effectief vertegenwoordiger, en de heer R. DE MOL, als plaatsvervangend vertegenwoordiger, werd aangeduid;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 (“DLB”) en in het bijzonder op art. 40 inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad en inzake de intergemeentelijke samenwerking;
Gelet op het feit dat de gemeente deelnemer is van de dienstverlenende vereniging Cipal (“Cipal”);
Gelet op de statuten van Cipal;
Gelet op de oproeping tot de Algemene Vergadering van Cipal van 12 december 2019 met de volgende agendapunten:
Gelet op de toelichtende nota van Cipal betreffende de agendapunten van deze Algemene Vergadering;
Gelet op de voorstellen van de Raad van Bestuur van Cipal,
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18 februari 2019 waarbij voor de verdere duur van deze legislatuur de heer T. SCHEERLINCK, als effectief vertegenwoordiger, en de heer R. DE MOL, als plaatsvervangend vertegenwoordiger, werden aangesteld;
Overwegende dat geen redenen voorhanden zijn om goedkeuring van de agendapunten te weigeren;
Gelet op het feit dat de gemeente via mail van 07 november 2019 wordt opgeroepen om deel te nemen aan de algemene vergadering van VVSG vzw op donderdag 05 december 2019 in Thor Central, André Dumontlaan 67 te 3600 Genk;
Gelet op de agenda van de algemene vergadering van VVSG vzw die zal gehouden worden op 05 december 2019 en volgende agendapunten omvat :
Verwelkoming door voorzitter W. Dries
Samenstelling bureau en aanduiding stemopnemers
1. Beslissingen
1.1 Kennisname van het verslag van het ontslag van rechtswege van een lid van de raad van bestuur (B. Somers) - aanduiding van een vervangend lid
1.2 Goedkeuring van het verslag vorige vergadering
1.3 Goedkeuring van de begroting dienstjaar 2020
1.4 Goedkeuring van het intern reglement
2. Kennisgeving
2.1 Kennisname van de samenstelling van de bestuurlijke commissies
2.2 Kennisname van het definitief strategisch plan VVSG
3. Varia
3.1 Het kennisnetwerk van de VVSG;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18 februari 2019 waarbij voor de verdere duur van deze legislatuur de heer B. ABARI, als effectief vertegenwoordiger, en de heer A. ÖZKAN, als plaatsvervangend vertegenwoordiger, werden aangesteld;
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
Overwegende dat de voornoemde opdracht van VVSG vzw “Raamcontract voor de sluiting van individuele contracten inzake universele postdiensten voor Vlaamse lokale besturen” een raamcontract is met één dienstverlener en VVSG vzw hierbij optreedt als aankoopcentrale in de zin van artikelen 2, 6°, a), artikel 2°, b) en 47 van de wet van 17 juni 2016;
Overwegende dat de Gemeente van de mogelijkheid tot afname van het raamcontract via de aankoopcentrale kan gebruik maken overeenkomstig de voorwaarden van het bestek nr. VVSGvzw-2017/09/18 waardoor zij krachtens artikel 47, § 2 van de wet van 17 juni 2016 is vrijgesteld van de verplichting om zelf een plaatsingsprocedure te organiseren;
Overwegende dat het aangewezen is dat de Gemeente gebruik maakt van de aankoopcentrale om volgende redenen:
Overwegende dat de gemeente niet verplicht is tot enige afname van het raamcontract(geen afnameverplichting);
Overwegende dat deze diensten kunnen gebeuren via een raamovereenkomst die VVSG vzw sloot op basis van het bestek met nummer Raamcontract VVSGvzw 2017/09/18-F02_0 met de ondernemer Bpost, Postbus 5000 te 1000 Brussel;
Overwegende dat de uitgave voor de opdracht “Postverwerking voor Gemeente, AGB , OCMW en Politiezone Zaventem via aankoopcentrale/raamovereenkomst VVSGvzw 2017/09/18-F02_0” op jaarbasis geraamd wordt op € 90.000,00 incl. btw (waarvan € 25.000,00 incl btw voor het OCMW);
Overwegende dat de Dienst Financiën voorstelt om, rekening houdende met het voorgaande, in te tekenen op deze raamovereenkomst waarbij de opdracht gegund werd aan Bpost, tot 3 februari 2023, KBO nr. 214596464, Postbus 5000 te 1000 Brussel tegen de eenheidsprijzen vermeld in de offerte van deze inschrijver;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 12 november 2019, punt CBS/2019/3043, houdende : “Postverwerking voor Gemeente, AGB , OCMW en Politiezone Zaventem via aankoopcentrale/raamovereenkomst VVSGvzw 2017/09/18-F02_0. Goedkeuring gunning en lastvoorwaarden”;
Gelet op de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, inzonderheid artikel 36, en inzonderheid artikels 2, 36° en 48 die een gezamenlijke realisatie van de opdracht in naam en voor rekening van meerdere aanbesteders toelaat en artikel 43;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, inzonderheid artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad;
Gelet op artikel 42, § 2 juncto artikel 43, §2, 11° van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepen van 25 september 2017 en van de gemeenteraad van 23 oktober 2017 om de interesse van de Gemeente tot toetreding aan een aankoopcentrale voor de aanbesteding van een overheidsopdracht voor diensten inzake een raamcontract voor postdiensten van VVSG vzw en om bijgevolg potentiële afnemer te worden van vermeld raamcontract aan VVSG vzw mee te delen;
Gelet op de principiële beslissing van de Directievergadering van VVSG vzw van 12 juni 2017 tot gunning via een open procedure van de overheidsopdracht voor diensten met als titel “Raamcontract voor de sluiting van individuele contracten inzake universele postdiensten voor Vlaamse lokale besturen”
Gelet op de aankondiging in het Bulletin der Aanbestedingen van 17 november 2017 (BDA-nummer 2017-534975) en het Publicatieblad van de Europese Unie van 22 november 2017 (nr. 2017/S 224-466080);
Gelet op de in uitvoering van de beslissing van de Directievergadering van VVSG vzw van 12 juni 2017 waar is bepaald dat:
Er werd geopteerd om 1 rechtspositieregeling te maken voor zowel gemeente als OCMW. De groene tekst heeft enkel betrekking op het OCMW, blauwe tekst enkel op de gemeente.
De wijzigingen zijn ofwel in het geel gemarkeerd ofwel in vet.
Vanuit zowel afdelingshoofden als diensthoofden kwam de vraag om de procedure inzake evaluatie en halftijdse werkhervatting na ziekte te wijzigen. In de regel vonden ze beide procedures te lang en te omslachtig.
Overzicht van de wijzigingen:
- Hoofdstuk IV bis Inzetbaarheid van uitzendkrachten in de gemeente: na 3 maanden werd de mogelijkheid om dit nogmaals te verlengen met 3 maanden ingebouwd.
- Hoofdstuk VIII Functionering en evaluatie tijdens de loopbaan: art. 56 en art. 84 werden gewijzigd:
* het evaluatietraject werd ingekort tot wat wettelijk mogelijk is, nl. anderhalf jaar (vorige versie: 2 jaar)
* invoering ontwikkelgesprek in plaats van planning- en functioneringsgesprek (naar analogie met het decreet lokaal bestuur)
- Artikel 156: de pensioenleeftijd voor statutaire personeelsleden werd op 63 jaar gebracht (in overeenstemming met de wetgeving)
- Artikel 243:
* bij halftijdse werkhervatting wordt de niet gewerkte tijd aangerekend op de ziektekredietdagen en niet meer als verlof beschouwd (zoals nu het geval is)
* de maximale termijn is ingekort tot 1 jaar, per uitzondering kan dit langer
Het decreet Lokaal bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen;
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en latere wijzigingen;
Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden en haar personeel, en latere wijzigingen;
Besluit van de Gemeenteraad van 25/09/2017 houdende de goedkeuring van de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel, en latere wijzigingen;
Gelet op het advies van het syndicaal overleg van 30 april 2019;
De deontologische code voor personeelsleden inzake rechten en plichten is ruimer dan wat er oorspronkelijk in het arbeidsreglement stond.
Het toevoegen van het luik re-integratie stelt ons in regel met de wetgeving hier rond.
Het decreet Lokaal bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen;
Hoofdstuk VI (de artikelen I.4-72 tot I.4-82) van de Codex over het Welzijn op het werk, boek I, titel 4: Maatregelen in verband met het gezondheidstoezicht op de werknemers;
Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden en haar personeel, en latere wijzigingen;
Besluit van de Gemeenteraad van 25/09/2017 houdende de goedkeuring van het arbeidsreglement voor het gemeentepersoneel;
Gelet op het advies van het syndicaal overleg van 30 april 2019;
Naar aanleiding van een laattijdige levering door de firma NV FIRE TECHNICS aan de toenmalige brandweer werd door de gemeente een boeteclausule ten bedrage van € 4.001,89.
NV FIRE TECHNICS heeft deze boeteclausule nooit betaald ondanks verschillende brieven.
Op 07 december 2015 heeft de gemeente een schrijven ontvangen van de tegenpartij met de melding dat zij dit dossier zouden laten onderzoeken door hun juridische dienst.
De tegenpartij meldt ook dat een boeteclausule enkel alleen betrekking heeft op het bedrag zonder BTW en dat bijgevolg de boetclausule maximum € 3.307,35 kan bedragen.
De gemeente heeft nooit enige reactie van de juridische dienst van NV Fire Technics ontvangen ondanks een aangetekend schrijven ter herinnering.
De boekhouding stuurt een dwangbevel naar Fire Technics
Op 12 februari 2019 ontvangt de boekhouding een mail van gerechtsdeurwaarder Van Daele waarin deze meldt dat Fire Technics verzet aangetekend heeft tegen het dwangbevel bij het Vredegerecht van Zaventem.
De zitting werd vastgesteld op 21 februari 2019.
De financieel directeur heeft GD&A (via prijsvergelijking) aangesteld om de gemeente in dit dossier te vertegenwoordigen.
De raadsman van de gemeente analyseert de verzetsakte en het dossier en adviseert de gemeente om eventueel een minnelijke regeling uit te werken met de tegenpartij.
Uiteindelijk wordt er een minnelijke regeling voorgesteld waarbij Fire Technics het bedrag van € 1.325 zal betalen aan de gemeente.
GD&A stelt een dadingsovereenkomst die zal voorgelegd worden aan de eerstvolgende gemeenteraad ter goedkeuring.
In de dadingsovereenkomst wordt gestipuleerd dat NV FIRE TECHNICS het bedrag van € 1.325,- zal overmaken aan de gemeente Zaventem tot slot van alle rekeningen.
Door het ondertekenen van deze dadingsovereenkomst wordt dit dossier dan ook definitief afgesloten.
Gelet op de beslissing van de Gemeenteraad de dato 24 juni 2013 waarbij de ouderbedragen voor het toezicht tijdens de voor- en naschoolse opvang, op woensdagnamiddag en tijdens de schoolvakanties werden aangepast;
Gelet op het feit dat dienst onderwijs een onderzoek heeft gedaan bij de verschillende scholen en verschillende gemeenten naar de opvangtarieven, waaruit blijkt dat onze tarieven eerder laag zijn;
Gelet op de ondertussen gestegen personeels- en werkingskosten, dringt een aanpassing van de tarieven zich op;
Overwegend dat we de kwaliteit van het toezicht willen verbeteren en beter willen bepalen hoeveel toezichters we wanneer moeten inzetten;
Overwegend dat we via de prijs willen sturen op het gebruik van de voor- en naschoolse opvang;
Overwegend dat we na 1 jaar werken deze situatie willen herbekijken wat het effect is van deze aanpassingen op het gebruik van toezicht, op de niet-betaalde facturen en op de inzet van het aantal toezichters;
Gelet op de uitgebreide nota van de dienst onderwijs in bijlage;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 23 september, houdende de goedkeuring van de aangepaste tarieven;
Overwegende dat geen advies werd gevraagd aan de financieel directeur en dat het toezicht het bestuur verzoekt om tevens de wijze van inning van de retributie op te nemen in het reglement;
Gelet op artikel 40 en 41 van het Decreet Lokaal Bestuur houdende de bevoegdheid van de gemeenteraad om retributiereglementen goed te keuren;
Gelet op de aanvraag van het 11.11.11 comité van Sterrebeek om tijdens hun actieweekend van 8-9-10/11/2019 gratis gebruik te kunnen maken van de Maalderij (zie bijlage);
Overwegende dat deze nominatieve subsidie niet valt onder de toepassing van een reglement;
Overwegende dat de nominatieve subsidie aan 370 € bedraagt en berust op de volgende objectieve gronden :
Erkende Zaventemse Noord-Zuid organisaties kunnen voor activiteiten waarvan de opbrengst integraal gaat naar ontwikkelingssamenwerking de culturele infrastructuur van het AGB gratis gebruiken door als gemeente een toelage te geven ter compensatie van de huur.
Gelet op de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 30 maart 2009 over het algemeen toelagereglement waarin beslist wordt welke artikels van de wet van 14 november 1983 van toepassing zijn;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen op besluiten van de provinciale en gemeentelijke overheden en ocmw’s en de omzendbrief BA 200/08 van 17 november 2000;
Gelet op artikel 40 en 41,23° van het lokaal decreet houdende de exclusieve bevoegdheid van de raad over de toekenning van nominatieve subsidies;
Toelichting
Het gemeentebestuur van Zaventem heeft beslist om een Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) op te maken voor wijziging BPA nr. 6bis, plangebied te Sint-Stevens-Woluwe.
Dit plan omvat het gebied gelegen aan de Leuvensesteenweg-Bevrijdingslaan te Sint-Stevens-Woluwe deelgemeente van Zaventem.
Het doel van dit RUP is enerzijds de verouderde stedenbouwkundige voorschriften aan de huidige tendensen aan te passen en anderzijds een aantal ontwikkelingen mogelijk te maken die momenteel door de achterhaalde bepalingen van het BPA beperkt zijn.
Overwegende het goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Zaventem en de specifieke vermelding dat het BPA nr.6 bis in herziening moet worden gesteld;
Overwegende de goedgekeurde doorlopen MER-procedure met ontheffingsbesluit plan mer-plicht van 14-01-2019;
Artikel 8 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 stelt dat alle uitvoeringsplannen onderworpen moeten worden aan een watertoets: het RUP werd afgetoetst aan de opgelegde regels en er zijn geen aanzienlijke negatieve effecten op de waterhuishouding van het gebied te verwachten;
Overwegende de kennisneming van de startnota en procesnota, de organisatie van het participatiemoment -waarop geen opmerkingen zijn gegeven- en de raadpleging van beide documenten gedurende 60d;
Overwegende de plenaire adviesvraag inzake het RUP op 10-05-2019;
Belangrijke aandachtspunten: het luik met de voorschriften mist een duidelijke structuur, enkele zones vermelden-uitschrijven, aanvullen met de nodige studies en beleidsdocumenten zoals verordeningen, mobiliteitsaspecten, begrippenlijst toevoegen en technisch bestemmingen aanvullen…
Juridische grond
Art. 2.2.18 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) die de inhoud en procedure vastleggen voor de opmaak van een RUP.
Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met - mogelijk - aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen.
Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 8, §1 en 2, gewijzigd op 19 juli 2013.
Fasering
| Collegebeslissing |
|
| College kennisneming startnota-procesnota |
|
| Participatiemoment I |
04-06-2018 |
| Raadpleging van startnota -procesnota gedurende 60d |
|
| Plenair advies
|
10-05-2019 |
|
|
|
| Collegevoorstel aan gemeenteraad om ontwerp-RUP voorlopig vast te stellen |
28-10-2019 |
| Voorlopige vaststelling |
|
| Gemeenteraad: voorlopige vaststelling ontwerp-RUP |
25-11-2019 |
| Openbaar onderzoek
|
begin 01-01-2020 einde 01-03-2020 |
Motivering
Feiten en context
De gemeente Zaventem en in het bijzonder haar inwoners en bezoekers worden reeds enige tijd geconfronteerd met een parkeerproblematiek in de stationsomgeving. De bestaande parking aan het Karel Quitmannplein met een capaciteit van 55 parkeerplaatsen is ontoereikend.
Dit onder meer gezien de aanwezigheid van het station, het cultureel centrum, schoolinfrastructuur en horecazaken. Om voor deze parkeerdruk een oplossing te bieden werd voorgenomen om twee onbenutte percelen die aansluiten op de reeds bestaande parking langsheen de spoorweg en het Karel Quitmannplein, te verwerven en in te richten als openbare parking. Dit om een extra capaciteit van ongeveer 150 parkeerplaatsen te kunnen voorzien.
Bij beslissing van 22 mei 2017 werd door het college van burgemeester en schepenen besloten om een bod op beide percelen te formuleren. Vervolgens kon de eigendom van ‘Van Ballegooij’ aangekocht worden, doch het perceel van de familie Lesage kon ondanks verscheidene pogingen niet verworven worden.
Op dit perceel bevindt zich een leegstaande loods die geïnventariseerd werd als leegstaande bedrijfsruimte. Het is gelegen aan de Groenstraat en sluit aan op de bestaande stationsparking aan het Karel Quitmannplein.
Gezien de onderhandelingen niet tot een verwerving van dit perceel hebben geleid, werd op 22 oktober 2018 door het college van burgemeester en schepenen besloten om tot onteigening van dit perceel over te gaan en voor de verwerving van de leegstaande bedrijfsruimte een subsidie aan te vragen.
Op 13 februari 2019 werd een schattingsverslag bekomen voor dit perceel. Op 12 maart 2019 werd door een landmeter-expert een onteigeningsplan opgesteld.
Er is reeds getracht om dit perceel te verwerven op minnelijke wijze, maar dit zonder gunstige afloop. De verwerving van desbetreffende perceel is evenwel onontbeerlijk voor de uitbreiding van de stationsparking te Zaventem.
Teneinde deze grondverwerving te kunnen verzekeren dient daarom alsnog te worden overgegaan tot onteigening.
Eerder werd door de gemeenteraad in zitting van 28 mei 2019 besloten om het onteigeningsplan voorlopig vast te stellen, met opstart van een openbaar onderzoek. Doorheen dit openbaar onderzoek werden drie bezwaarschriften ontvangen. Gezien hierin werd opgemerkt dat de stukken van het dossier niet raadpleegbaar waren doorheen het openbaar onderzoek op de gemeentelijke website, dient de procedure hernomen te worden.
Omschrijving te onteigenen perceel
Overeenkomstig artikel 10, §1, 1° van het Vlaamse Onteigeningsdecreet, moet het voorlopig onteigeningsbesluit een omschrijving geven van de te onteigenen onroerende goederen of de te onteigenen zakelijke rechten.
In het binnengebied dat gevormd wordt door de Groenstraat, de Diegemstraat en de spoorlijn Leuven-Brussel zijn twee percelen gelegen. Het betreft enerzijds de loodsen van de vroegere houtzagerij Lesage en anderzijds een woning met tuin. Dit laatste perceel met nr. 214N werd door de gemeente reeds aangekocht.
Het te onteigenen perceel is aldus gelegen aan deze Groenstraat en sluit achteraan aan op de stationsomgeving Zaventem – Karel Quitmannplein. Hier bevindt zich de bestaande parking langsheen de Keibergstraat.
Het perceel is kadastraal gekend onder het nummer ZAVENTEM, afdeling 1, sectie D, nr. 210x met een kadastrale oppervlakte van 2674 m². De exact opgemeten oppervlakte bedraagt 2617 m².
Binnen een straal van 1 km bevinden zich winkels (supermarkt, bakker, bank, …), horecazaken, schoolinfrastructuren, het cultureel centrum De Factorij en ontspanningsmogelijkheden (voetbalveld, sporthal…). Overeenkomstig het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse is het perceel gelegen in woongebied.
Op het bijgevoegde onteigeningsplan van TECCON+ wordt het perceel aangeduid als INNAME 1.
Juridische grond
Gelet op artikel 16 van de Gecoördineerde Grondwet
Gelet op artikel 2 van het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op artikel 2, 1° en artikel 50 van het Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten
Gelet op het Decreet van 24 februari 2017 betreffende onteigening voor het algemeen nut
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017 tot uitvoering van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017
Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;
Gelet op de Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen
Argumentatie
Overeenkomstig artikel 10, §1, 2° van het Vlaams Onteigeningsdecreet, dient het voorlopige onteigeningsbesluit de onteigenende instantie te vermelden.
In casu zal de gemeente Zaventem als onteigenende instantie optreden. Conform artikel 6, 1° van hetzelfde decreet dat expliciet bevoegdheid toekent aan de gemeenten om tot onteigening over te gaan, is de gemeente Zaventem hiervoor bevoegd zonder dat hier een onteigeningsmachtiging van een hogere overheid dient te worden bekomen.
Op grond van artikel 3, §2 van het Vlaamse Onteigeningsdecreet en overeenkomstig artikel 16 van de Grondwet is onteigening slechts mogelijk indien daartoe een uitdrukkelijke wettelijke of decretale rechtsgrond is voorzien. Overeenkomstig artikel 10, §1, 3° van het Vlaamse Onteigeningsdecreet dient deze rechtsgrond opgenomen te zijn in het voorlopige onteigeningsbesluit.
De rechtsgrond voor de voorgenomen onteigening betreft artikel 50 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, dat voorziet:
‘Een lokale overheid die onteigeningsbevoegdheid bezit, kan bedrijfsruimten die in de inventaris zijn geregistreerd, voor het algemeen nut onteigenen.”
Een bedrijfsruimte in de zin van dit decreet wordt daarbij gedefinieerd als de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, als één geheel te beschouwen en toebehorend aan dezelfde eigenaar.
Het perceel aan de Groenstraat 48 te Zaventem werd opgenomen op de inventaris onder het nummer 2018/23094/0139 en vormt dus een geregistreerde leegstaande bedrijfsruimte.
Meer algemeen en slechts ondergeschikt voorziet artikel 7 van het Vlaamse Onteigeningsdecreet dat gemeenten kunnen overgaan tot onteigening in de gevallen waarin ze oordelen dat de onteigening noodzakelijk is voor de uitwerking van de infrastructuur of het beleid inzake de gemeentelijke aangelegenheden. Voorliggende onteigening heeft tot doel om de aanleg van een openbare parking in het centrum van Zaventem en aan een druk bezocht treinstation mogelijk te maken.
Het betreft een materie die de gemeentelijke mobiliteit en verkeersveiligheid aanbelangt.
Artikel 16 van de Grondwet bepaalt dat niemand van zijn eigendom kan worden ontzet dan ten algemene nutte, in de gevallen en op de wijze bij wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling.
Dit wordt tevens door artikel 3 van het Vlaams Onteigeningsdecreet bevestigd. Artikel 10, §1, 4° stelt dat de omschrijving van het onteigeningsdoel van algemeen nut dient te worden opgenomen in het voorlopig onteigeningsbesluit.
Uit de memorie van toelichting van bovenvermeld decreet kan inzake de verplichting tot het omschrijven van het doel van algemeen nut worden afgeleid dat een vermoeden van openbaar nut bestaat, wanneer het te onteigenen goed een bestemming van openbaar gebruik zal krijgen. Dit betekent dat het goed (on)rechtstreeks gebruikt zal worden door een onbepaald en variabel aantal mensen en dit op niet-exclusieve wijze. Indien hieraan wordt voldaan, geldt een minder zware motiveringsplicht wat betreft het algemeen nut.
In voorliggend geval wordt de inrichting van een openbare parking voorzien, die zowel door de inwoners van Zaventem als bezoekers en pendelaars kan worden gebruikt. Dergelijke werken strekken tot het nut van eenieder en dus tot het algemeen belang.
Momenteel neemt de verdichting in het centrum van Zaventem toe en zijn er verschillende attractiepolen in de nabijheid van het station aanwezig die maken dat de druk op de openbare parkings en het openbaar domein stijgt. Het voorzien van voldoende parkeercapaciteit komt de mobiliteit en verkeersveiligheid in het centrum alsook de leefbaarheid ten goede.
Ook door de Vlaamse overheid wordt dergelijke infrastructuur als een handeling van algemeen belang beschouwd binnen de stedenbouwkundige context:
“Als handelingen van algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 4.1.1, 5°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, worden de handelingen beschouwd die betrekking hebben op:
1° de openbare wegen, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals tunnels, viaducten, bruggen, duikers, langsgrachten, tolinfrastructuur en parkings;
2° de openbare spoorwegen voor het personen- en goederenvervoer, met inbegrip van tram en metro en met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals stations, dienstgebouwen en andere;”
Hoofddoelstelling bestaat dus in de aanleg van een openbare stationsparking, hetgeen de mobiliteit en verkeersveiligheid ten goede komt. Dit vormt het onteigeningsdoel van algemeen nut.
Krachtens artikel 10, §1, 5° van het Vlaams Onteigeningsdecreet, dient de omschrijving en de motivering van de onteigeningsnoodzaak in het voorlopig onteigeningsbesluit te worden opgenomen. Daarenboven stelt artikel 3, §3 van hetzelfde decreet dat de noodzaak betrekking heeft op 3 specifieke elementen, i.e. (i) het doel van de onteigening, (ii) de onteigening als middel en (iii) het voorwerp van de onteigening.
Het doel van de onteigening bestaat erin de stationsparking aan het Karel Quitmannplein uit te breiden om op die manier het tekort aan parkeermogelijkheden weg te werken.
Deze doelstelling is noodzakelijk gezien de toenemende verdichting in het centrum van Zaventem, waarbij de bestaande parkeercapaciteit ontoereikend is. Momenteel kent de huidige parking aan het station een capaciteit van ongeveer 55 parkeerplaatsen.
Echter vormt het NMBS station van Zaventem gezien zijn ligging in de Brusselse rand een belangrijk knooppunt voor pendelaars naar de Brusselse agglomeratie en hoofdstad. De huidige parkeerinfrastructuur aan het station is beperkt en ontoereikend voor het groeiend aantal reizigers met de trein. Gelet op het vrij beperkte station van Nossegem en het voor de pendelaars oninteressante station Brussels Airport door de gehanteerde ‘Diabolo Taks’, is het station gelegen in de kern van Zaventem het meest bezochte en drukste station van de omgeving. In het mobiliteitsplan van de gemeente Zaventem wordt op de problematiek van vliegtuigreizigers die hun wagen te Zaventem parkeren gewezen en voorgenomen hiervoor een oplossing te bieden.
Momenteel zijn er immers meer auto’s dan parkeerplaatsen, waardoor de omliggende straten en omgeving geconfronteerd worden met straat- en wildparkeren. De parkeerdruk op deze omgeving is enorm, terwijl de straten aan de noordzijde van het station (Groenstraat, Brugstraat, Desmedtstraat, Fabriekstraat, Diegemstraat, …) een smal profiel hebben. Door de ontoereikende parkeermogelijkheden worden deze straten volledig ingenomen door parkerend verkeer hetgeen voor overlast en onveilige situaties zorgt.
Bijkomend is het cultuurcentrum CC De Factorij aan de overzijde van de spoorweg gelegen. Dit cultuurcentrum trekt heel wat bezoekers door zijn uitgebreide programmatie en is een uithangbord voor de gemeente Zaventem en haar cultureel en recreatief aanbod. Het cultuurcentrum beschikt over volgende zalen:
- De Foyer: 900 personen
- Theaterzaal: 679 personen
- Polyvalente zaal: 500 personen
- Softsportzaal: 220 personen
- Diverse vergaderzalen
De bestaande parking kent echter slechts een capaciteit van 60 plaatsen en kan de vraag niet voldoen. Hoewel het gebruik van het openbaar vervoer sterk wordt aangemoedigd, vinden vele voorstellingen ’s avonds plaats op het ogenblik dat het treinaanbod zeer beperkt is. In de praktijk komt een groot deel van de bezoekers dan ook met de wagen en wordt opnieuw de stationsomgeving en omliggende straten belast met parkerend verkeer.
Tot slot bevindt het perceel zich nabij het centrum van de gemeente Zaventem met de Vilvoordelaan als winkelas tot aan het station. De vele eet- en drinkgelegenheden, twee schoolinfrastructuren, een creche en het gemeentehuis beschikken momenteel niet over een parking. Ook hiervoor is de uitbreiding van de stationsparking noodzakelijk.
Een centrale parking is verder ook bevorderlijk voor de mobiliteit en verkeersveiligheid in het centrum. Momenteel wordt er rondgereden in het centrum in de veronderstelling hier parking te vinden. Een centraal gelegen ruime parking maakt hier een einde aan en zorgt voor minder verkeer in het centrum.
De huidige parkeercapaciteit is ontoereikend voor het centrum en de stationsomgeving van Zaventem, gezien de aanwezigheid van het NMBS station, het cultuurcentrum De Factorij, scholen, het gemeentehuis, eet- en drinkgelegenheden, …
Het onbenutte binnengebied aansluitend bij de bestaande parking en het station kan hieraan verhelpen. Het perceel nr. 214N werd reeds aangekocht. Voor het perceel nr. 214X werden de eigenaars herhaaldelijk en onder meer op 2 juni 2017, 28 juni 2017, 2 juli 2017, 21 september 2017 en 14 februari 2018 aangeschreven in een poging om dit perceel aan te kopen tegen schattingsprijs. Desondanks kon het perceel niet aangekocht worden.
Gelet op de herhaaldelijke pogingen om het perceel middels minnelijke verwerving te verkrijgen en er geen alternatieve manieren voorhanden liggen om het perceel alsnog te kunnen verweven, wordt de onteigening noodzakelijk geacht voor het bekomen van het goed.
Gezien een grote oorzaak van de parkeerdruk en -overlast wordt gevormd door het station en het cultuurcentrum, zal hieraan slechts verholpen worden indien de uitbreiding van de parkeercapaciteit zo kort mogelijk plaatsvindt bij deze faciliteiten. Ook moet een centraal gelegen parking rondrijdend parkerend verkeer vermijden en het centrum ontlasten.
Het voorwerp van de onteigening sluit aan bij het station en de reeds bestaande parking. Het is het enige resterende perceel dat nuttig kan worden aangewend om de parkeernoden van deze omgeving op te vangen. Verder gelegen percelen komen niet in aanmerking gezien pendelaars die het station aandoen vlakbij parkeren.
Ook werd het perceel nr. 214N reeds aangekocht zodat mits de verwerving van het perceel nr. 214X één logisch en samenhangend geheel kan worden gerealiseerd.
Tot slot is het huidige perceel onbenut en werd dit opgenomen op de inventaris van leegstaande bedrijfsruimten. De aanwezige loodsen zijn aan verval en verwaarlozing onderhevig. Na verwerving van dit perceel kunnen deze leegstaande gebouwen afgebroken worden en kan een nieuwe kwalitatief ingerichte openbare parking met groenelementen worden ingericht.
Financiële weerslag
Gelet op het gedetailleerd schattingsverslag opgesteld door landmeter-expert Benny THEYSSENS namens BVBA QUADRANT d.d. 13 februari 2019, wordt de totale onteigeningsvergoeding geraamd op 510.750 euro ten laste van de gemeente Zaventem.
Gelet op de lopende pachtovereenkomsten van Cardoen Dennis, Kouterstraat 61 te 3071 Kortenberg, voor de vier (gemeentelijke) percelen bouwland, gelegen “Kersenberg” te Nossegem, gekend ten kadaster Zaventem 3de afdeling ‘Nossegem’, sectie B, nrs. 11A, 12, 14 en 15A;
Gelet op de ondertekende “belofte van pachtbeëindiging in der minne en voor openbaar nut”, ondertekend door de pachter, de heer Cardoen Dennis, Kouterstraat 61 te 3071 Kortenberg op 13 november 2019;
Overwegende dat in het kader van het project “spel en sport Nossegem” en het project “groene long Nossegem” de huidige pachten dienen opgezegd omwille dat de hiervoor vermelde percelen voortaan voor openbaar nut zullen ingezet worden, m.n. een groene invulling/parkachtige aanleg;
Overwegende de onderhandelingen met de zittende pachter voor hoger vermelde vier kadastrale percelen;
Overwegende dat de zittende pachter zich akkoord verklaart om de terreinen vrij te maken van gewassen, uiterlijk op 13 februari 2020;
Overwegende dat de gemeente op deze vier kadastrale percelen op korte termijn (in de loop van het jaar 2020) zal starten met de groene invulling/parkachtige aanleg en bijgevolg een project van algemeen en openbaar nut “Kersenberg” wenst te realiseren waardoor deze percelen tijdig vrij moeten zijn van pacht;
Overwegende aan de pachter een éénmalige vergoeding toe te kennen van drieënnegentig eurocenten per vierkante meter (0,93 euro/m²), waarbij dit bedrag alle vergoedingen omvat, van welke aard ook, geen enkele uitgezonderd;
Overwegende de totale ingenomen oppervlakte voor de vier percelen samen van 13.801 m², waardoor de totale éénmalige vergoeding bijgevolg 12.834,93 euro bedraagt;
Op voordracht van het College van Burgemeester en Schepenen.
Gelet op de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving;
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het Gemeentelijk Erosiebestrijdingsplan Zaventem, ingediend bij brief van 29 april 2008, opgemaakt door Arcadis Belgium.
Gelet op het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 8 september 2008 houdende goedkeuring evaluatie Gemeentelijk Erosiebestrijdingsplan Departement Leefmilieu, Natuur en Energie – Afdeling Land en Bodembescherming;
Gelet op de éénzijdige verkoopbeloften van de verdeelde eigenaars, Hendrickx Ferdinand van 19 januari 2019, Hilda Goddevriendt van 28 januari 2019, Marleen Van Eycken van 20 januari 2019, Mick Goddevriendt van 25 januari 2019, Reichling Corinne van 5 februari 2019, Reichling Pierre van 3 februari 2019, Sam Goddevriendt van 25 januari 2019, Serge Reichling van 9 februari 2019, Maria De Swert van 17 mei 2019 en Meerkens Bart van 17 mei 2019 voor de kadastrale percelen nummers 4C 157A5, 4C 157B5 en 4C 157D5 tegen de prijs van 5,00 euro per m² of omgerekend 32.710,00 euro;
Gelet op het besluit van de Gemeenteraad van 24 juni 2019, punt GR/2019/176, betreffende principebesluit verwerving ingesloten percelen “bouwland” in het kader van erosiebestrijdingsmaatregelen Provincie Vlaams-Brabant (percelen nrs. 4C 157A5, 4C 157B5, 4C 157D5), eigendom consoorten Goddevriendt, Hendrickx, Vanhemelryck en Reichling;
Gelet op het schattingsverslag van Studieburo QUADRANT bvba, Dorpsstraat 202 te 3078 Kortenberg van 25 februari 2019 betreffende de percelen gekend ten kadaster Zaventem, 4 de Afdeling Sterrebeek, Sectie C, nummers 157A5, 157B5 en 157D5;
Gelet op het opmetingsplan “Erosiebestrijding knelpunt Acht Bunders – Afbakeningsplan – Pachtbeëindiging”, opgemaakt door de dienst Waterlopen van de Provincie Vlaams-Brabant op datum van 4 oktober 2019;
Gelet op de ontwerptekst “belofte van pachtbeëindiging in der minne en voor openbaar nut - In het kader van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen”, opgemaakt door de erosiecoördinator van de Provincie Vlaams-Brabant (Dienst Waterlopen);
Gelet op de ontwerptekst “overeenkomst voor kosteloos gebruik - in het kader van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen”, opgemaakt door de erosiecoördinator van de Provincie Vlaams-Brabant (Dienst Waterlopen);
Gelet op het uittreksel uit de kadastrale legger en het kadastraal percelenplan;
Overwegende de wenselijkheid om de aangeboden percelen onderhands te verwerven in het kader van de uitvoering van kleinschalige erosiemaatregelen;
Overwegende dat de vraagprijs aanvaardbaar is en de geschatte waarde van de onroerende goederen niet overschrijdt;
Overwegende dat de aankoop onderhands zal plaatsvinden;
Overwegende dat de percelen, op basis van de informatie bekomen van de verdeelde eigenaars, verhuurd werd middels een pachtovereenkomst aan de heer Rudy Claessens;
Overwegende dat de voorwaarden van de aankoop en de pachtverbrekingsvergoeding vastgesteld moeten worden;
Overwegende de pachtverbrekingsvergoeding die de Boerenbond hanteert voor innames kleiner dan 30 are, hetzij 0,93 euro/m²;
Overwegende dat de gemeente Zaventem overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 1, artikel 3, 2° van het provinciaal reglement dienaangaande subsidies kan aanvragen bij de Provincie Vlaams-Brabant voor de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers, met inbegrip van de bijhorende kosten zoals registratiekosten, afpalingskosten, kosten bodemattest en notariskosten;
Overwegende dat voor dit project, binnen het kader van het erosiebestrijdingsplan, een subsidie wordt aangevraagd bij het departement Landbouw en Visserij;
Overwegende dat er in de belofte van pachtbeëindiging wordt verwezen naar “een recht van gratis gebruik” dat zal worden afgesloten voor de oppervlakte van het project “Erosiepoel Acht Bunders” nadat de grond verworven is door de gemeente. Het restant van het verworven perceel dat niet dienstig is voor het erosie-project zal onverminderd verpacht blijven aan de oorspronkelijke pachter/houder van het huurrecht;
Gehoord en op voordracht van het College van Burgemeester en Schepenen;
Gelet op het decreet lokale besturen;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen;
Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende openbaarheid van bestuur;
Gelet op het Burgerlijk Wetboek, artikelen 1582 t.e.m. 1701;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 mei 2009 betreffende de erosiebestrijding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010;
Gelet op het provinciaal reglement voor het toekennen van subsidies voor uitvoering van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen;
Artikel 4 Voorstel wijziging
Er wordt voorgesteld om artikel 4 te wijzigen/aan te passen als volgt:
- Plaatsen van naam of gedenkplaatje op herdenkingszuil aan strooiweide 25 euro
(incl. plaatje, , gravures van naam, voornaam, geboorte –en overlijdensdatum)
- Plaatsen van een gedenkblaadje in herdenkingsboom strooiweide (incl. blaadje, gravures, moertje en boutje) 50 euro
Artikel 6
Er wordt voorgesteld om artikel 6 inzake vrijstellingen te wijzigen om reden dat de wetgeving is gewijzigd en ondertussen op elke begraafplaats een sterretjesweide, kinderperk en tienerperk wordt ingericht.
"Zijn vrijgesteld van de retributies vermeld in Hoofdstuk II van onderhavig reglement
-Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens nog niet hebben bereikt , na een zwangerschapsduur van ten volle 12 weken, alsook minderjarige kinderen waarvan één van de ouders is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente Zaventem en die begraven worden op het kinderperk van de desbetreffende begraafplaats"
Voorstel wijziging
Zijn vrijgesteld van de retributies vermeld in Hoofdstuk II van onderhavig reglement
-Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidsgrens nog niet hebben bereikt, alsook minderjarige kinderen waarvan één van de ouders is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente Zaventem en die begraven worden op de daartoe voorziene begraafplaatsen, zoals voorzien in het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen.
Gelet op het gemeenteraadsbesluit d.d. 25 september 2017 waarbij het gemeentelijk retributiereglement voor de gemeentelijke begraafplaatsen werd vastgesteld;
Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de lijkbezorging en de begraafplaatsen;
Gelet op art. 170 § 4 van de grondwet;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur d.d. 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Gelet op het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 25 november 2019
Op voorstel van het college van 9 september 2019.
In de herdenkingsboom (roestkleur) in staal kunnen de namen van de overledenen als goudkleurige blaadjes worden aangebracht in de boom.Deze blaadjes kunnen achteraf worden meegegeven met de nabestaanden, in tegenstelling tot de naamplaatjes op de herdenkingszuil.
Op de herdenkingszuil aan de strooiweide zijn tot op heden een 300 naamplaatjes aangebracht. De oude naamplaatjes kunnen bij het weghalen niet worden gerecupereerd en worden vernietigd.
Rekening houdende met de 'capaciteit' van de herdenkingsboom en het feit dat er ook nabestaanden zullen blijven opteren voor de zuil aan de strooiweide (bijv. uitstrooiing familieleden) wordt vanuit de dienst begraafplaatsen voorgesteld om de herdenkingszuil én herdenkingsboom te behouden.
In het vigerende reglement wordt voorzien dat de naamplaatjes na een periode van 10 jaar worden verwijderd.
In dit kader wordt voorgesteld artikelen 31, 32 en 33 van het huishoudelijk reglement aan te passen als volgt:
STROOIWEIDE
Artikel 31
Het is verboden graftekens, versierselen of aandenken te plaatsen op de strooiweide behoudens bloemen of bloemstukken. Deze dienen geplaatst te worden voor de herdenkingszuil/herdenkingsboom.
Artikel 32
Een herdenkingsplaatje/blaadje kan op aanvraag aangebracht worden aan de herdenkingszuil/herdenkingsboom op de strooiweide. Deze worden aangebracht door de aangestelde van het gemeentebestuur. Omwille van de beperkte ruimte is het niet toegestaan foto's van de overledenen aan te brengen.
De retributie voor het herdenkingsplaatje/herdenkingsblaadje, het graveren en plaatsen, wordt vastgesteld in het retributiereglement op de begraafplaatsen.
Artikel 33
Voor zover de beschikbare ruimte op de herdenkingszuil/herdenkingsboom het toelaat, wordt na een periode van 10 jaar, vanaf het aanbrengen van het herdenkingsplaatje/herdenkingsblaadje, overgegaan tot verwijdering ervan. Indien niet, worden de herdenkingsplaatjes/herdenkingsblaadjes eerder verwijderd volgens anciënniteit.
Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging; gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1973, 10 januari 1980, 28 december 1989, 20 september 1998 en 8 februari 2001;
Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij het decreet van 10 november 2005, 18 april 2008 en 9 december 2011 (hierna decreet op de begraafplaatsen’ genoemd);
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2019 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen van 9 september 2019.
In het kader van de Databank akten van de burgerlijke stand (DABS) moeten akten elektronisch worden ondertekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vanaf 1 april 2019 verloopt ook de voltrekking van huwelijken volledig digitaal. De digitalisering wijzigt evenwel niets aan de huwelijksceremonie. Elke gemeente kan autonoom beslissen deze zelf in te vullen. Het college van burgemeester en schepenen heeft beslist om nog steeds een trouwboekje af te leveren aan de trouwers en de mogelijkheid te voorzien in een huwelijksceremonie. Gezien de gewijzigde wetgeving, kan er niet langer een belasting worden geheven maar dient een retributie op de afgifte van een trouwboekje te worden vastgesteld.
In het vigerende belastingverordening op de afgifte van administratieve stukken - Aanslagjaren 2019-2025 zal de belasting op de afgifte van een trouwboekje tbv 20,00 euro worden geschrapt. In dit kader is het gepast een retributie vast te stellen op de afgifte van een trouwboekje ten belope van de kostprijs van een nieuw gemoderniseerd trouwboekje.
Gelet op artikel 170 § 4 van de grondwet;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur d.d. 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 40 § 3 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vastlegt;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 24 april 2017 betreffende de delegatie die wordt verleend aan het college van burgemeester en schepenen voor het vaststellen van de tarieven van de retributies voor in de tijd beperkte activiteiten en prestaties;
Gelet dat de afgifte van een trouwboekje uitgaven met zich meebrengt voor de gemeente en dat het derhalve billijk is een retributie op de afgifte ervan vast te stellen;
Gelet dat behoudens deze retributie, geen andere kosten zijn verbonden aan de voltrekking van een huwelijk.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat in het kader van de opdracht “Buitengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst” een bestek met nr. CAD/2019/550/TD/1380 werd opgesteld door de Centrale Aankoopdienst;
Overwegende dat deze opdracht als volgt is opgedeeld:* Basisopdracht (Buitlengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst), raming: € 332.442,00 excl. btw of € 402.254,82 incl. 21% btw;* Verlenging 1 (Buitlengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst), raming: € 332.442,00 excl. btw of € 402.254,82 incl. 21% btw;* Verlenging 2 (Buitlengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst), raming: € 332.442,00 excl. btw of € 402.254,82 incl. 21% btw;* Verlenging 3 (Buitlengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst), raming: € 332.442,00 excl. btw of € 402.254,82 incl. 21% btw;
Overwegende dat de totale uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op € 1.329.768,00 excl. btw of € 1.609.019,28 incl. 21% btw;
Overwegende dat voorgesteld wordt de opdracht te gunnen bij wijze van de openbare procedure;
Gelet op de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, inzonderheid artikel 36 en artikel 57;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, inzonderheid artikels 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 12 november 2019, punt CBS/2019/3043, houdende : “Buitengewoon onderhoud wegen en infrastructuur onder toezicht Technische Dienst. Goedkeuring lastvoorwaarden en gunningswijze”;
Gehoord het College van Burgemeester en Schepenen.
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd bij wet van 4 juli 2005, van 20 juli 2006 en van 22 december 2009, 21 januari 2013 en decreet van 24 februari 2017 meer bepaald de artikelen 8 tot en met 10,
Gelet op het Koninklijk Besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie meer bepaald de artikelen 8 tot en met 24,
Overwegende dat volgens artikel 8 §1 van voornoemde gewijzigde wet de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement,
Overwegende dat volgens artikel 9§ 1 van voornoemde gewijzigde wet de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op het openbaar domein, buiten de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement.
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 22/12/2014 houdende “verordening van belasting op kermis- en andere openbare vermakelijkheidsinrichtingen-aanslagjaren 2015-2019” voor een termijn eindigend op 31/12/2019,
Overwegende dat het in gebruik nemen van het openbaar domein voor de gemeente bijkomende kosten met zich meebrengt op het vlak van veiligheid, afvalbeheersing, openbare netheid, verkeersveiligheid en infrastructuur,
Overwegende dat het openbaar domein zowel voor als na de kermis / andere openbare vermakelijkheidsactiviteit net moet worden gehouden,
Overwegende dat het ter beschikking stellen en onderhouden van het openbaar domein naar aanleiding van kermis- en andere openbare vermakelijkheidsinrichtingen voor het gemeentebestuur bijkomende taken en kosten veroorzaakt,"
Overwegende dat het tarief van kermis wordt afgerond op 0,60 euro per m²;
Overwegende dat een extra tarief van 20 euro wordt ingevoerd voor afvalverwerking voor kramen die voeding/drank verkopen of kramen waar materiële prijzen kunnen gewonnen worden omdat deze kramen doorgaans meer afval veroorzaken dan andere kermisattracties;
Overwegende dat het bestuur vrijstelling wenst te verlenen aan openbare activiteiten die enkel sociale, culturele, sportieve of liefdadige bedoelingen nastreven wat tevens thuishoort in haar eigen beleidsdoelstelling;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op art. 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op artikel 15 van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging d.d. 16 januari 2004 en latere wijzigingen;
Gelet op het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 25 november 2019 en ev. latere wijzigingen;
Gelet op het gemeentelijk belastingreglement op begraving en bijzetting zonder concessie en uitstrooiing op de strooiweide voor niet-inwoners – Aanslagjaren 2015-2019, gestemd in de gemeenteraad van 22 december 2014;
Gelet dat het onderhoud van begraafplaatsen financiële kosten met zich meebrengt. Inwoners van de gemeente dragen bij in deze kosten door het betalen van gemeentelijke belastingen, wat niet het geval is voor niet-inwoners. Om ook niet-inwoners te laten bijdragen in het onderhoud en tevens ruimtelijk beheer van de begraafplaatsen wordt door middel van deze belasting een financiële bijdrage geleverd.
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen d.d.17 juni 2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op art. 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 16 januari 2004 betreffende de lijkbezorging en de begraafplaatsen en latere wijzigingen;
Gelet op het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 25 november 2019 en ev.latere wijzigingen;
Gelet op het gemeentelijk belastingreglement op ontgravingen, het gebruik van een wachtkelder en het openen en sluiten van grafkelders – Aanslagjaren 2015-2019, gestemd in de gemeenteraad van 22 december 2014;
Gelet dat een belastingtarief gerechtvaardigd is, rekening houdende met het personeel en de middelen van de gemeente die hiervoor worden ingezet;
Gelet dat het gemeentebestuur, omwille van hygiënische redenen en de arbeidsintensiteit, de aanvragen tot ontgraving niet wenst uit te sluiten, doch eerder wil beperken;
Overwegende dat een gedifferentieerd tariefverhoging aangewezen is, gezien de hygiënische aspecten, alsook de kostprijs inzake werkuren, technische benodigdeden enz. verschillend zijn voor de ontgraving van kist(en) en de ontgraving van een asurn, alsook voor het openen en sluiten van een graf-, urnenkelder, columbariumnis;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen d.d. 17 juni 2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 14 december 2015 houdende “Aanvullende belasting op de personenbelasting-aanslagjaren 2016-2019”, voor een periode eindigend op 31/12/2019;
Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;
Gelet op de artikelen 464 tot en met 470/2 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op artikel 170, §4, van de Grondwet;
Gelet op artikel 464/1, 1°, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992;
Gelet op artikel 2.1.4.0.2 en artikel 3.1.0.0.4 van het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18/12/2017 houdende "Opcentiemen op de onroerende voorheffing - aanslagjaren 2018-2019", voor een periode eindigend op 31/12/2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Na beraadslaging,
Gelet op art. 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 22/12/2014 houdende "Verordening van belasting op de opslagplaatsen voor schroot en op de autowrakken – Aanslagjaren 2015-2019", voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Overwegende dat opslagplaatsen voor schroot en autowrakken de omgeving ontsieren en hinderlijk zijn;
Overwegende dat het aangewezen is om het percentage van de ambtshalve aanslag te diversifiëren naargelang het aantal overtredingen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur;
Gelet op de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel 2.6.4.0.2 en artikel 3.1.0.0.4;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 houdende de uitvoering van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, inzonderheid Hoofdstuk III, artikel 15, betreffende de mogelijkheid om gemeentelijke opcentiemen te heffen;
Gelet op het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992, art. 464/1,2°;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 19/12/2016 houdende "Gemeentelijke opcentiemen op de door het Vlaams Gewest geheven heffing ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.Aanslagjaren 2017-2019" voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Overwegende dat het wenselijk is dat op het grondgebied van de gemeente Zaventem het beschikbare patrimonium voor bedrijfsruimten optimaal benut wordt;
Overwegende dat langdurige leegstand in bedrijfsruimten en gebouwen in de gemeente moeten voorkomen en bestreden worden;
Overwegende dat de gewestelijke inventaris van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten tot stand komt na medewerking van de gemeente;
Overwegende dat de huidige procedure een goede omschrijving kent van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten opgenomen en dit voor het ganse grondgebied van het Vlaamse gewest;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170, § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 18 december 2017, houdende “belastingreglement op vaste en mobiele reclameconstructies -aanslagjaren 2018-2019” voor een termijn eindigend op 31 december 2019;
Gelet op de tendens om reclame te maken via vaste en mobiele reclameborden, die permanent dan wel tijdelijk worden opgesteld langs de openbare weg;
Overwegende dat een overvloed aan reclame zichtbaar op de openbare weg voor visuele vervuiling zorgt, en dat de gemeente dit wenst te beperken om aldus tot een kwalitatief straatbeeld te komen;
Overwegende dat voor bepaalde borden een vrijstelling wordt voorzien vanwege de afwezigheid van een commercieel karakter, omwille van hun beperkte visuele impact of vanwege een belangenafweging waarbij het belang van de aankondiging hoger wordt geacht dan het nadeel van de ontsiering van de straten. Verwezen wordt naar de motivatienota die aan de gemeenteraad werd voorgelegd;
Overwegende dat het belasten van mobiele reclameborden meer administratieve inspanningen vergt, hetgeen in het licht van het financiële doel van de belasting een hoger tarief voor mobiele constructies rechtvaardigt;
Overwegende dat het aangewezen is om het percentage van de ambtshalve aanslag te diversifiëren naargelang het aantal overtredingen inzake de aangifteplicht;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Op voordracht van het college van Burgemeester en Schepenen;
Gelet op art. 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit d.d. 25.04.2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarminstallaties die geïnstalleerd zijn in enig onroerend en die voorzien zijn van een buitensirene, een buitenlicht of een meldsysteem;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 22/12/2014 houdende "Belasting op de valse alarmoproepen – Aanslagjaren 2015-2019", voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Overwegende dat het reglement ingevoerd werd om het aantal nodeloze oproepen tot een minimum te beperken en de politionele werking rationeel te benutten.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170 § 4 van de grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, titel 5: diverse bepalingen, hoofdstuk II: Informatieplichten;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, titel 2: planning, hoofdstuk II: voorkooprecht;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, titel 5, diverse bepalingen, hoofdstuk 2, informatieplichten, artikel 5.2.2;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, titel 4, vergunningenbeleid, afdeling 4, planologische attesten,
Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 25/04/2016 houdende “Verordening van belasting op de afgifte van stedenbouwkundige informatie-aanslagjaren 2016-2019 (aanpassing)” voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Overwegende dat stedenbouwkundige informatie op verschillende manieren kan worden aangevraagd, zijnde vastgoedinformatie, uittreksel uit het plannenregister en/of uittreksel uit het vergunningenregister;
Overwegende dat een stedenbouwkundig uittreksel bestaat uit het uittreksel uit het plannenregister en het uittreksel uit het vergunningenregister;
Overwegende dat het opzoekwerk aangaande het afleveren van stedenbouwkundige informatie aanzienlijke administratieve kost meebrengt voor de gemeente;
Overwegende dat het college voor een planologisch attest -in functie van artikel 4.4.25 § 4 van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening- een openbaar onderzoek dient te organiseren en dat de bezwaren en opmerkingen dienen gericht te worden aan de commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO);
Overwegende dat hieraan aanzienlijke kosten verbonden zijn;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 21/11/2016 houdende “Verordening van belasting op het ontbreken van parkeerplaatsen-aanslagjaren 2017-2019” voor een termijn eindigend op 31 december 2019;
Gelet op de definitieve goedkeuring van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening parkeervoorzieningen Zaventem op 21 november 2016;
Gelet op het feit dat het bouwen van een gebouw of het verbouwen van een gebouw zonder voldoende parkeerplaatsen op privaat domein een last is voor de gemeenschap;
Overwegende dat de parkeerverordening ten aanzien van het privaat eigendom een aantal te realiseren parkeerplaatsen oplegt;
Overwegende dat een doorgang vanaf het openbaar domein naar het privaat domein noodzakelijk is voor het realiseren van private parkeerplaatsen;
Overwegende dat een doorgang vanaf het openbaar domein ten koste gaat van een openbare parkeermogelijkheid;
Overwegende dat de noodzakelijke toegang voorwerp is van een vrijstelling, voor zover deze beperkt is tot de ruimte van één mogelijke parkeermogelijkheid op openbaar domein zoals bepaald in de stedenbouwkundige verordening voor parkeervoorzieningen van Zaventem;
Overwegende dat de beperking van één vrijstelling voor de noodzakelijke ingang tot het privaat domein is ingegeven voor de maximale vrijwaring van de overige parkeerplaatsen op het openbaar domein;
Overwegende dat een verhoging toepasselijk is van het belastingtarief, indien het benodigde aantal parkeerplaatsen niet gerealiseerd wordt binnen een verkaveling met wegenis;
Overwegende dat een verkaveling met wegenis reeds maximaal ingevuld wordt vanuit het ontwerp en bijgevolg weinig mogelijkheden overlaat voor de gemeente om bijkomende parkeerplaatsen te voorzien;
Overwegende dat een verkaveling zonder wegenis niet onder toepassingsgebied valt van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening parkeervoorzieningen;
Overwegende dat een verschuiving gebeurt van de parkeerdruk bij een verkaveling met wegenis naar de omliggende omgeving, zonder dat de gemeente passend maatregelen kan nemen om hier de druk op te vangen;
Overwegende dat passende maatregelen in de buurt van een verkaveling een verhoogde druk leggen op de gemeente en daarom een verhoogde belasting rechtvaardigen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 22/12/2014 houdende “verordening van belasting op de aanplakkingen-aanslagjaren 2015-2019” voor een termijn eindigend op 31/12/2019,
Overwegende dat de aanplakkingen op gemeentelijke borden gebeurt door gemeentepersoneel (dit om een zo keurig mogelijk straatbeeld te behouden en een overvloed aan aanplakkingen tegen te gaan) en dit voor de gemeente kosten met zich meebrengt, wordt er een belasting geheven op aanplakkingen;
Overwegende dat de gemeente Zaventem het belangrijk vindt dat de inwoners geïnformeerd worden over activiteiten en aangelegenheden op grondgebied Zaventem en zij bijgevolg een vrijstelling wenst te verlenen voor aanplakbrieven afkomstig van de openbare overheid, verkiezingsaffiches op de daartoe voorziene borden, aanplakbrieven afkomstig van opvoedende, culturele, sportieve, sociale, vaderlandslievende, filosofische of humanitaire organisaties, om aan te kondigen dat er op grondgebied van de gemeente ontspanning, voordrachten en andere activiteiten georganiseerd worden;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Er wordt voorgesteld om de belasting op de afgifte van een trouwboekje/samenlevingsboekje t.b.v. 20 euro af te schaffen en in de plaats een retributie vast te leggen.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2019 houdende "Belastingverordening op de afgifte van administratieve stukken- Aanslagjaren 2019-2025;
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende het bevolkingsregister, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en verblijfsdocumenten en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2006 betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar.
Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 juni 2010 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B en latere wijzigingen;
Gelet op het Ministerieel Besluit van 15 maart 2013 tot vaststelling van het tarief van de vergoedingen ten laste van de gemeenten voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten, de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar en de kaarten en verblijfsdocumenten, afgeleverd aan vreemde onderdanen en latere wijzigingen.
Gelet op de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten, B.S. 28 maart 2003 en de koninklijke besluiten van 25 maart 2003, B.S. van 25 maart 2003 en B.S. van 28 maart 2003;
Gelet dat de afgifte van een elektronisch identiteitsdocument voor kinderen van niet-Belgische nationaliteit jonger dan twaalf jaar nog niet mogelijk is en derhalve nog steeds een kartonnen bewijs van identiteit voor kinderen jonger dan twaalf wordt afgegeven;
Gelet dat voor de toepassing van dit reglement onder tarief wordt begrepen: de som van de kostprijs aangerekend door de FOD Binnenlandse Zaken aan de gemeente voor de productiekost van het desbetreffende document en de eventuele gemeentebelasting, afgerond naar de hogere euro;
Gelet op de brief d.d. 26 november 2013 vanwege de FOD Mobiliteit en Vervoer waarin wordt vermeld dat de federale retributie voor een internationaal rijbewijs wordt vastgesteld op 16,00 euro met de mogelijkheid voor de gemeente om bovenop dit bedrag een gemeentebelasting vast te stellen, naar analogie met de voorlopige en de definitieve rijbewijzen;
Gelet dat de gemeente sedert 1 januari 2018 verantwoordelijk is voor de afgifte van reisdocumenten voor vreemdelingen, vluchtelingen en staatlozen;
Gelet op de Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake het burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing.
Gelet dat in het kader van de DABS het voltrekken van huwelijken volledig digitaal verloopt en derhalve de belasting op de afgifte van trouwboekje/samenlevingsboekje dient te worden afgeschaft.
Gelet dat de afgifte van allerhande administratieve stukken lasten voor de gemeente met zich meebrengt en zij hiervoor eigen personeel en middelen voorziet, wordt er een belasting geheven op de afgifte van allerhande administratieve stukken;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, gewijzigd door de wet van 4 juli 2005, en door het decreet van 24 februari 2017,
Gelet op het K.B. van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten, meer bepaald de artikelen 23 tot en met 44,
Overwegende dat de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement,
Overwegende dat de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op het openbaar domein, buiten de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement,
Gelet op het K.B. van 11 maart 2013 tot invoering van een elektronische drager voor de machtigingen ambulante activiteiten,
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 22/12/2014 houdende “verordening van belasting op ambulante activiteiten-aanslagjaren 2015-2019” voor een termijn eindigend op 31/12/2019,
Overwegende dat het in gebruik nemen van het openbaar domein voor de gemeente bijkomende kosten met zich meebrengt op het vlak van veiligheid, afvalbeheersing, openbare netheid, verkeersveiligheid en infrastructuur,
Overwegende dat het openbaar domein zowel voor als na de ambulante activiteit net moet worden gehouden,
Overwegende dat het ter beschikking stellen en onderhouden van het openbaar domein naar aanleiding van ambulante activiteiten voor het gemeentebestuur bijkomende taken en kosten veroorzaakt,"
Overwegende dat er gekozen werd om het reglement te vereenvoudigen en te werken met tarieven per periode ongeacht de totale lengte van de verkoopinrichting;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170 § 4 van de grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 19/12/2016, houdende “contante belasting op het onderhouden en rein houden van het openbaar en privaat domein en op onrechtmatig geplaatste terrassen en antennes -aanslagjaren 2017-2019 ” voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 27/11/2015 tot uitvoering van het decreet van 25.04.2014 betreffende de omgevingsvergunning;
Gelet op het terrasreglement (GR 14.05.2012 en eventueel latere wijzigingen);
Overwegende dat de vastgestelde belasting van toepassing is onverminderd een gerechtelijke vervolging of het opleggen van een gemeentelijke administratieve sanctie;
Overwegende dat de gemeente streeft naar een optimale openbare netheid, een optimaal straatbeeld en zij aldus een goed onderhoud van eigendommen wenst te stimuleren;
Overwegende dat de gemeente onrechtmatig geplaatste terrassen en antennes wil voorkomen;
Overwegende dat de gemeente de kosten voor het weghalen, verwijderen en opruimen van goederen en afvalstoffen wil verhalen op de sluikstorter of bevuiler, de eigenaar van het terrein en de gebruiker van het terrein, degene die de graffiti, zelfklever(s), aanplakkingen en andere aanbrengt;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd bij wet van 4 juli 2005, van 20 juli 2006, 22 december 2009, 21 januari 2013 en decreet van 24 februari 2017 meer bepaald de artikelen 8 tot en met 10.
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 18/12/2017 houdende “contantbelasting op openbare markten-aanslagjaren 2018-2019” voor een termijn eindigend op 31.12.2019;
Overwegende dat het in gebruik nemen van het openbaar domein voor de gemeente bijkomende kosten met zich meebrengt op het vlak van veiligheid, afvalbeheersing, openbare netheid, verkeersveiligheid en infrastructuur,
Overwegende dat het openbaar domein zowel voor als na de openbare markten net moet worden gehouden,
Overwegende dat het ter beschikking stellen en onderhouden van het openbaar domein naar aanleiding van openbare markten voor het gemeentebestuur bijkomende taken en kosten veroorzaakt.
Overwegende dat er sinds aanslagjaar 2018 een hoger tarief wordt gevraagd voor standhouders zonder abonnement op de wekelijkse markt omdat de registratie en facturatie arbeidsintensiever zijn.
Overwegende dat er sinds aanslagjaar 2018 ook een hoger tarief wordt gevraagd voor standhouders op de jaarmarkt zonder voorinschrijving. Het verschil in tarief is nodig om te stimuleren dat standhouders vooraf inschrijven. Standhouders die op de dag zelf nog willen deelnemen, vragen meer organisatorisch plaatsingswerk.
Overwegende dat het bestuur kiest om de tarieven te behouden;
Overwegende dat de gemeente goede doelen wenst te steunen en zij een vrijstelling wenst te voorzien voor standhouders van de kerstmarkt die hun winst van verkoop aan een goed doel schenken. Het College dient vooraf het goede doel goed te keuren en de standhouder van de kerstmarkt dient daarna het bewijs over schenking van de winst te leveren.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Op voordracht van het College van Burgemeester en Schepenen;
Gelet op artikel 170, § 4 van de Grondwet,
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal Bestuur,
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet),
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA),
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen,
Overwegende dat reclamedrukwerken en daarmee gelijkgestelde producten bij het andere op te halen papier gedeponeerd worden;
Overwegende dat het ongevraagd en systematisch verspreiden van ongeadresseerd drukwerk en gelijkgestelde producten in alle brievenbussen nadelig is voor het milieu, het volume papierafval verhoogt en bijkomende kosten van ondermeer afhaling en verwerking meebrengt ;
Overwegende dat deze meerkost ten laste moet gelegd worden van de uitgevers en verspreiders van reclamedrukwerken en daarmee gelijkgestelde producten;
Gelet op de zware werkingskosten dat dit met zich meebrengt;
Overwegende dat de gemeente Zaventem het verspreiden van ongeadresseerd drukwerk wil ontraden;
Overwegende dat er een lager tarief voor meerbladig reclamedrukwerk tot 100gr van kracht is voor reclamefolders die naast handelsdrukwerk minstens 50% informatieve teksten en notariële info bevat (tot 100 gram) omdat het bijdraagt tot een ruimere informatieverstrekking aan de Zaventemse burger en dit in mindere mate leidt tot een verhoging van de ophalingskosten aangezien hierdoor de gemeente minder zelf zal moeten investeren in informatief drukwerk ;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit d.d. 19/12/2016, houdende “Verordening van belasting op de huis-aan-huis verspreiding van niet-geadresseerd reclamedrukwerk-aanslagjaren 2017-2019” voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Omwille van administratieve processen is het noodzakelijk om de indieningstermijn m.b.t. de aangifte van 7 dagen op 14 kalenderdagen te brengen;
Overwegende dat de belastingverhoging ambtshalve aanslag gewijzigd werd van 100 % naar 50 %;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen,
Gelet op artikel 170 § 4 van de grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en de uitvoeringsbesluiten van 13 februari 2015 en 27 november 2015.
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening welke vanaf 01 december 2010 in werking is getreden;
Overwegende dat er aldus ook vanaf 01 december 2010 zonder stedenbouwkundige vergunning kan gebouwd of verbouwd worden;
Gelet op artikel 4.2.2. paragraaf 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 betreffende meldingsplichtige handelingen;
Gelet op het uitstel van de inwerkingtreding van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en diens uitvoeringsbesluiten tot 1 januari 2018,
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18/12/2017 houdende "belasting op de omgevingsvergunning - aanslagjaren 2018-2019", voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat het behandelen van meldingen en aanvragen in het kader van het omgevingsvergunningsdecreet een aanzienlijke inzet vergt van de gemeentelijke middelen en het billijk is deze inzet door te rekenen aan degene op wiens initiatief en in wiens voordeel de meldings- en vergunningsprocedures worden doorlopen;
Overwegende dat in kader van omgevingsregelgeving aangetekende zendingen en publicaties in week- of dagbladen vereist zijn, hetgeen voor de gemeente bijkomende kosten veroorzaakt die op de belastingplichtigen moeten kunnen worden verhaald;
Overwegende dat de meldings- en vergunningsprocedures onderscheiden kenmerken en fases vertonen, zodat het past het bedrag van de belasting vast te stellen al naargelang de aard van de (vergunnings-)aanvraag en/of melding en naargelang eventuele bijkomende procedurestappen;
Overwegende dat voor meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen en kleinere bouwprojecten de minimumbelasting van toepassing is gezien zij een minder grote impact hebben op de openbare weg en de omgeving en slechts een normale hinder ten laste van de gemeente veroorzaken dan grote bouwprojecten die een betekenisvolle hogere (negatieve) impact hebben op de openbare weg en de omgeving en meer dan normale hinder ten laste van de gemeente veroorzaken;
Overwegende dat de minimumbelasting toepasselijk is voor de eigenaar van zijn enige en eigen woning en voor zover deze woning een beperkt volume heeft. Dit beperkt volume komt overeen met maximaal 1.000m³;
Overwegende dat de minimumbelasting toepasselijk is voor het bouwen en/of verbouwen van gebouwen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) of door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen erkende sociale huisvestingsmaatschappijen welke verkocht en/of verhuurd worden conform de voorwaarden van de VMSW en/of het investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant (Vlabinvest) wegens hun maatschappelijke rol en het feit dat zij belast zijn met het beheer van diensten van algemeen belang;
Overwegende dat de autonome gemeentebedrijven een maatschappelijke rol vervullen en belast zijn met diensten van algemeen belang;
Overwegende dat sport- en jeugdverenigingen die erkend zijn door de gemeenteraad ten bate staan van de samenleving en toegankelijk voor eenieder;
Overwegende dat de gronden van de gemeente Zaventem en de gronden waarop de gemeente Zaventem een zakelijk recht heeft ten bate staan van de samenleving;
Overwegende dat gebouwen bestemd voor onderwijsinstellingen onder bepaalde voorwaarden tevens van een vrijstelling kunnen genieten gelet op hun openbare nutsfunctie;
Gelet op de gewijzigde procedures inzake het informeren van gebruikers en eigenaars in de onmiddellijke omgeving, welke niet gebruik maken van een digitale aanvraag of daartoe geen rechtstreeks toegang hebben conform het decreet op de omgevingsvergunning;
Overwegende dat het openbaar onderzoek noodzakelijk voor de aanpassing aan de gemene (=gemeenschappelijke) muur of perceelsgrenzen zal vervangen worden door een verplicht in te winnen advies van de aanpalende eigenaar;
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het Decreet over het Lokaal Bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, hierna genoemd het Heffingsdecreet, en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, en latere wijzigingen;
Overwegende dat het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 en latere wijzigingen;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen van woningen, wat betreft de procedure en de technische normen en latere wijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2018 betreffende het lokaal woonbeleid;
Gelet op het Decreet lokaal bestuur 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 23 september 2019 betreffende de oprichting van de interlokale vereniging Wonen in het hart van Midden-Brabant en de goedkeuring van de subsidieaanvraag lokaal woonbeleid voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025;
Gelet op de goedgekeurde en ondertekende statuten van de interlokale vereniging van Wonen in het hart van Midden-Brabant van 7 oktober 2019;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 19/12/2016 houdende "Heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen-gemeente Zaventem. Aanslagjaren 2017-2019", voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de verwaarlozing van gebouwen en woningen op het grondgebied van de gemeente voorkomen en bestreden moet worden;
Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente Zaventem beschikbare woningen- en gebouwenbestand optimaal benut wordt;
Overwegende dat het opsporen, registreren en aanpakken van verwaarloosde woningen sinds 1 januari 2017 een gemeentelijke bevoegdheid is;
Overwegende dat de gemeente zelf kan beslissen of ze verwaarloosde gebouwen registreert en aanpakt;
Overwegende dat eigenaars van leegstaande woningen die een overeenkomst afsluiten met een erkend Sociaal Verhuurkantoor dat werkzaam is in de gemeente Zaventem, hun woning daarmee ter beschikking stellen van een specifieke doelgroep die een woning kan huren van een Sociaal Verhuurkantoor en zodoende bijdragen aan betaalbaar wonen voor die doelgroep;
Gelet op art. 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40§ 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, hierna genoemd het Heffingsdecreet en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen van woningen, wat betreft de procedure en de technische normen en latere wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 en latere wijzigingen;
Gelet op het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op de verordening 'Heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen en gebouwen-gemeente Zaventem. Aanslagjaren 2017-2019', gestemd in de gemeenteraad van 19/12/2016;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de onbewoonbaarheid en ongeschiktheid van woningen op het grondgebied van de gemeente voorkomen en bestreden moet worden;
Overwegende dat het verantwoord is dat de gemeente gebruik maakt van de bestaande gewestelijke inventaris van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen voor het vestigen van een eigen gemeentebelasting;
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op art. 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, met latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse wooncode en latere wijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2018 betreffende het lokaal woonbeleid dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 23 september 2019 betreffende de oprichting van de interlokale vereniging Wonen in het Hart van Midden-Brabant en de goedkeuring van de subsidieaanvraag lokaal woonbeleid voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025;
Gelet op de goedgekeurde en ondertekende statuten van de interlokale vereniging van 7 oktober 2019;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat in 2019 een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 18 december 2017 houdende reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen en/of gebouwen en indicaties ter bepaling van leegstand in de gemeente Zaventem en de heffing op leegstaande woningen en gebouwen — aanslagjaren 2018-2019;
Overwegende dat het aangewezen is dit belastingreglement te hernieuwen;
Overwegende dat het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente Zaventem beschikbare woningen- en gebouwenbestand optimaal benut wordt;
Overwegende dat op basis van het Grond- en Pandendecreet gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen kunnen bijhouden;
Overwegende dat de langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden;
Overwegende dat de strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen enkel effect zal hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting;
Overwegende dat eigenaars van leegstaande woningen die een overeenkomst afsluiten met een erkend Sociaal Verhuurkantoor dat werkzaam is in de gemeente Zaventem, hun woning daarmee ter beschikking stellen van een specifieke doelgroep die een woning kan huren van een Sociaal Verhuurkantoor en zodoende bijdragen aan betaalbaar wonen voor die doelgroep;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
Aangezien het huidig reglement op de gemeentelijke taken in verband met uitzettingen dateert van 27/2/2012 is het aangewezen om het reglement opnieuw voor te leggen aan de gemeenteraad.
Gelet op het gemeentelijk belastingreglement 'contante belasting op het weghalen en bewaren van gevonden goederen en voertuigen, die het verkeer hinderen' waarin opgenomen werd dat voor goederen geplaatst op de openbare weg ter uitvoering van uitzettingen het 'reglement op de gemeentelijke taken in verband met uitzettingen' van toepassing is.
Gelet op de Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Overwegende dat in toepassing van de wet van 30/12/1975, betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting, de gemeente verplicht is de goederen weg te halen en te bewaren;
Overwegende dat bovengenoemde wet ondermeer bepaalt dat de gemeente vóór het verstrijken van de termijnen voorzien in de wet de teruggave van de goederen of van hun opbrengst afhankelijk mag stellen van de betaling door de eigenaar of zijn rechtverkrijgenden van de kosten die door de gemeente werden gemaakt;
Overwegende dat gemeentebesturen de goederen 6 maanden dienen te bewaren, met uitzondering van goederen die aan snel bederf onderhevig zijn of schadelijk zijn voor de openbare hygiëne, gezondheid of veiligheid;
Gelet op het feit dat de kosten die door de gemeente gedragen worden slaan op de inventarisering, vervoer en bewaring van de uitgezette goederen;
Overwegende dat de gemeente Zaventem voor de tijdelijke opslag van goederen ten gevolge van uitdrijvingen gebruik maakt van zeecontainers;
Overwegende dat voor grote uitdrijvingen, meer personeel, meer uren en meer stockageruimte nodig is, is differentiatie van het forfaitaire bedrag noodzakelijk;
Overwegende dat de betalingen hoofdzakelijk in contanten gebeuren aan de gemeentekas;
Overwegende de moeilijke financiële toestand van de eigenaar van de uitgezette goederen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente,
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen,
Gelet op artikel 170 § 4, Grondwet;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 30/12/1975, wet betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 22/12/2014 houdende “contante belasting op het weghalen en bewaren van gevonden goederen en voertuigen die het verkeer hinderen- aanslagjaren 2015-2019” voor een termijn eindigend op 31/12/2019,
Overwegende dat het weghalen en bewaren van voertuigen en goederen leidt tot verhoogde uitgaven en tot verkeershinder;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de Grondwet, artikel 170, §4;
Gelet op artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het materialendecreet van 23 december 2011, artikel 10;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen van 17/02/2012, hoofdstuk 5, en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 24/10/2016, houdende ‘Contantbelasting op de inzameling, het hergebruik, de recyclage, de nuttige toepassing en de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen-aanslagjaren 2017-2019’ voor een termijn eindigend op 31/12/2019;
Gelet op het principe “de vervuiler betaalt”;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de toelage aan de vzw Natuurpunt 250 EURO bedraagt per dienstjaar en berust op de volgende objectieve gronden : de plaatselijke kern van deze vzw zorgt voor het natuurbeheer van enkel gemeentelijke groengebieden;
Gelet op de collegebeslissing d.d. 21 oktober 2019, punt CBS/2019/2923 waarbij het schepencollege akkoord gaat om een toelage van 250 EURO aan Natuurpunt toe te kennen;
Gelet op het feit dat de nodige kredieten zijn ingeschreven onder artikel 2019/64920301/grond/0349 van het budget 2019;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 14 mei 2012 houdende de definitie van dagelijks bestuur, waarbij de gemeenteraad de bevoegdheid aan het College delegeert om over de toelagen aan derden onder de vorm van een financiële tegemoetkoming van maximum 2.500 EURO te beslissen;
Gelet op artikel 57 § 2 van het gemeentedecreet waarbij het College de bevoegdheid uitoefent die krachtens artikel 43, -1 aan haar is toevertrouwd;
Gelet op de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 30 maart 2009 over het algemeen toelagereglement waarin beslist wordt welke artikels van de wet van 14 november 1983 van toepassing zijn;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen op besluiten van de provinciale en gemeentelijke overheden en O.C.M.W’s en de omzendbrief BA 200/08 van 17 november 2000;
Gelet op de cultuurpactwetgeving van 16 juli 1973 en het cultuurdecreet van 28 januari 1974;
Neemt kennis van :
- Het verslag van het overleg met de partners v/h lokale huiszwaluwenmigratieproject: DO 10 10 2019.
- Van de ligging van het perceel van AWV.
- Van het voorstel van beheersovereenkomst vanwege AWV.
MOTIVERING:
Feiten en context
Gezien de meerwaarde van een intergemeentelijke samenwerking rond bouwkundig erfgoed, landschappelijk erfgoed en archeologie en de complementariteit met de werking van Regionaal Landschap Brabantse Kouters vzw (RLBK) heeft RLBK het initiatief genomen om samen gemeenten in de Brabantse Kouters de oprichting van Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten voor te bereiden.
Het voorstel tot oprichten van IOED’s in de Brabantse Kouters en toetreden van de gemeente werd door RLBK aan het college toegelicht. De startnota en presentatie i.k.v. deze toelichting werden als dossierstukken toegevoegd. Het college verklaarde zich op 26/08/2019 principieel akkoord om de oprichting van een projectvereniging en opmaak van een aanvraagdossier voor erkenning als IOED bij de Vlaamse Overheid mee voor te bereiden.
Voor de oprichting van deze vereniging wordt een participatietraject met vertegenwoordigers van de verschillende gemeenten en doelgroepen doorlopen. Verslagen hiervan zijn beschikbaar bij het RLBK.
Op basis van dit traject wordt het aanvraagdossier opgemaakt; een aanvraagdossier dat een omgevingsanalyse, beleidsplan, organisatiestructuur en meerjarenbegroting omvat.
De oprichting van de projectvereniging is voorzien voor 18 december 2019; dit om toe te laten dat de projectvereniging nog vóór de deadline van 15 januari 2020 het aanvraagdossier voor erkenning als IOED bij de Vlaamse Overheid kan indienen.
Beschikbare stukken bij RLBK:
Juridische gronden
Volgende decreten en besluiten zijn van toepassing op deze beslissing:
Gelet op het nieuwe aanwervingsconcept voor wat het basiskader van de politiediensten betreft en dat vijf verschillende aanwervingscategorieën inhoudt;
Gelet op categorie A betreffende de “klassieke mobiliteit” is en blijft deze de basis. Aldus dienen de politiediensten die een beroep wensen te doen op de andere aanwervingscategorieën aan te tonen dat de vacante betrekking niet via de klassieke mobiliteit kon worden ingevuld;
Gelet op categorie B betreffende de “onmiddellijke werving” dat inhoudt dat de kandidaten-inspecteur zich reeds vóór de start van de basisopleiding verbinden aan een welbepaalde politiedienst. In deze categorie vindt er geen selectie op niveau van de betrokken politiedienst plaats. Categorie B biedt als grootste voordeel dat de betrekkingen die aldus zijn begeven ook effectief worden ingevuld;
Gelet op categorie C betreffende de “aanwijzing van de aspiranten-inspecteur in het begin van de basisopleiding via een aan hen voorbehouden mobiliteitscyclus, en in voorkomend geval, via een ambtshalve aanwijzing. In het begin van de basisopleiding wordt dan een mobiliteitscyclus georganiseerd die enkel de niet-ingevulde betrekkingen uit de categorie B en de betrekkingen uit categorie C bevat. Deze specifieke mobiliteitscyclus is specifiek voorbehouden aan de aspiranten-inspecteur;
Gelet op categorie D betreffende enkel de aspiranten-inspecteur die nog geen betrekking hebben verkregen ingevolge de wervingen in het raam van de categorieën B, C of E. De aspiranten-inspecteur kunnen zich vanaf de vierde maand vóór het einde van de opleiding deelnemen aan de klassieke mobiliteit;
Gelet op categorie E betreffende de reeds bestaande “bijkomende aanwerving.” Dit houdt in dat de kandidaten-inspecteur zich reeds vóór de start van de basisopleiding verbinden aan een welbepaalde politiezone. In tegenstelling tot categorie B neemt hier de politiezone de volledige opleidingskost van de betrokken aspiranten-inspecteur op zich en geldt er een langere aanwezigheidstermijn;
Overwegende dat dit nieuwe aanwervingsconcept van toepassing zal zijn op de aspiranten-inspecteur die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2014;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 22 mei 2017 punt 106 waarbij de personeelsformatie van lokale politie Zaventem wordt uitgebreid naar 101 personeelsleden in het operationeel kader en 20 personeelsleden in het administratief- en logistiek kader;
Overwegende dat de volgende betrekkingen vacant zijn verklaard overeenkomstig de regeling inzake de mobiliteit bedoeld in deel VI, titel Il, hoofdstuk Il, RPPol en niet konden worden ingevuld:
- de betrekking van inspecteur van politie interventie en toezicht is vacant verklaard in het raam van de mobiliteitscyclus 2019/03 met het reeksnummer 2949
- de betrekking van inspecteur LIK – functioneel beheer is vacant verklaard in het raam van de mobiliteitscyclus 2019/03 met het reeksnummer 2951
- de betrekking van inspecteur LIK- Infogaring is vacant verklaard in het raam van de mobiliteitscyclus 2019/03 met het reeksnummer 2953
- de betrekking van inspecteur wapenadministratie is vacant verklaard in het raam van de mobiliteitscyclus 2019/03 met het reeksnummer 2947
Overwegende dat het grote voordeel van een categorie B “ onmiddellijke werving” is dat als er een kandidaat is die specifiek interesse heeft voor de politiezone Zaventem, deze aan het begin van de opleiding reeds kan voortekenen voor de politiezone Zaventem en de zone zeker is aan de zone en dat er voor de betrekkingen waarvoor in het raam van Cat. B geen kandidaten gevonden worden, automatisch worden overgeheveld naar categorie C “aspirantenmobiliteit”;
Overwegende dat het college de raad voorstelt beroep te doen op categorie B betreffende de “onmiddellijke werving” en de 4 niet-ingevulde betrekkingen van de MOB 2019/03 via een lijst van de dienst rekrutering en selectie aan de politiescholen over te maken:
- 1 inspecteur van politie "team interventie en toezicht"
- 1 inspecteur van politie “Lokaal InformatieKruispunt - infogaring”
- 1 inspecteur "Lokaal InformatieKruispunt - functioneel beheer"
- 1 inspecteur van politie “wapenadministratie”
Gelet op de artikelen IV.I.3, tweede lid, IV.I.33, § 1, eerste en tweede lid, V.II.3, VI.II.4bis, VI.II.4ter, en VI.II.4quater, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtpositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op het Koninklijk Besluit van 14 april 2013 tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten aangaande de eerste aanwijzing van de personeelsleden van het operationeel kader en het ministerieel uitvoeringsbesluit van 16 april 2013;
Gelet op de ministeriële omzendbrief GPI 73 van 14 mei 2013 betreffende de aanwerving , de selectie en de opleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten;
In het kader van de vijfde mobiliteitscyclus van 2019 wordt door de Federale Politie, Directie van de Mobiliteit en het Loopbaanbeheer (DSP) gevraagd om de vacante betrekkingen te melden en dit tegen uiterlijk 22 november 2019;
Gelet op het K.B. van 20 december 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel personeel en van het administratief en logistiek personeel waarbij het minimaal effectief voor de PZ Zaventem gebracht wordt op 79 operationele personeelsleden;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 22 mei 2017 punt 106 waarbij de personeelsformatie van de lokale politie Zaventem wordt uitgebreid naar 101 personeelsleden in het operationeel kader en 20 personeelsleden in het administratief- en logistiek kader;
Overwegende dat er in 2019 vijf mobiliteitscycli georganiseerd worden, volgen de data voor het overmaken van de behoeftebepalingen van de zone aan de Directie van de Mobiliteit en Personeelsbeer (DSP) elkaar in een sneltempo op;
Gelet op het advies van de korpschef om volgende betrekkingen vacant te verklaren in de vijfde mobiliteitscyclus van 2019:
In het Operationeel kader:
Eén betrekking van commissaris van politie “directeur wijk en onderzoek”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus.
Eén betrekking van commissaris van politie algemeen toezicht
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus.
Vier betrekkingen van hoofdinspecteur van politie “ team interventie en toezicht”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus.
Eén betrekking van hoofdinspecteur van politie “team APO”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Twee betrekkingen van hoofdinspecteur van politie “LokaalInformatiepunt infogaring”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Eén betrekking van hoofdinspecteur van politie “Functioneel beheer”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Eén betrekking van hoofdinspecteur van politie “ ICT-services”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus.
Eén betrekking van inspecteur van politie “wapenadministratie”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Eén betrekking van inspecteur van politie “LokaalInformatieKruispunt - Functioneel beheer”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Vier betrekkingen van inspecteur van politie “interventie en toezicht”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Eén betrekking van inspecteur van politie “lokale recherche”
- Betreft een gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Eén betrekking van agent van politie “LokaalInformatieKruispunt - Functioneel beheer”
- Betreft geen gespecialiseerde betrekking
- Voorrang voor de “Oud Brusselaars”
- Voorzien in een wervingsreserve die geldt voor een gelijkwaardige functionaliteit tot de datum van de volgende mobiliteitscyclus
Overwegende dat er vijf selectiemodaliteiten zijn:
- In volgorde van anciënniteit
- Gemotiveerd advies van de korpschef
- Interview met de kandidaten door de korpschef
- In aanmerking nemen van een advies van de selectiecommissie
- Het organiseren van één of meer test of geschiktheidsproeven
Overwegende dat de vierde mobiliteitscyclus 2019 nog niet afgerond is, en de behoeftebepaling voor de vijfde cyclus 2019 tegen uiterlijk 22 november 2019 aan DSP dient overgemaakt te worden, zijn de aantal openstaande betrekkingen per kader op datum van publicatie van de vijfde cyclus 2019 (06/12/2019) moeilijk in te schatten. Vandaar dat het college de raad de toestemming vraagt alle resterende openstaande betrekkingen ten opzichte van de goedgekeurde personeelsformatie vacant te klaren in de vijfde mobiliteitscyclus 2019;
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP);
Gelet op het Koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op het Koninklijk Besluit van 20-11-2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
Gelet op de omzendbrief GPI 15, 15bis, 15 ter, 15 quater en 15 quinquies betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezone;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 30/01/2006 (BS 30/01/2006) met betrekking tot de nieuwe mobiliteitsprocedure;
Gelet op art. 6 van het Koninklijk besluit van 30/01/2006 die wijzigingen aanbrengt die belangrijk zijn voor de uitwerking van de profielen;
De voorzitter sluit de zitting op 25/11/2019 om 22:00.
Namens Gemeenteraad,
Freddy Bernaerts
Waarnemend Algemeen Directeur
Natalie Miseur
Voorzitter